'Art deco' was een stijlbeweging die ontstond als reactie op de voorgaande, namelijk de '#art nouveau'. De belangrijkste inspiratiebron voor deze laatst genoemde was de natuur. Deze werd weergegeven in zwierige lijnen vervuld van emoties en elegantie.
Vaak terugkerende motieven waren: lelies, irissen, papavers, vogels, libellen, slanke vrouwengestalten met wapperende haren enz. De invloed van het japonisme was niet ver af. Doch deze strekking had zich omringd met een literair en elitair aura. De kunstenaar-vakman werd er op een piédestal geplaatst en vertoefde zelf vaak in deze snobistische kringen. Alles wat maar enigszins te maken had met de industrie en massaproductie was uit den boze en droeg niet bij tot de intellectuele verheffing. De periode van de eerste wereldoorlog maakte aan dit alles abrupt een einde.
Na deze grote oorlog kwam het leven in Europa stilaan weer op gang en kwamen de 'dolle jaren' eraan. Jazz, film, mode, dansen (swing, charleston), de radio, elektrische huishoudapparaten, grote sportevenementen enz. overspoelden zoals een tsunami ons werelddeel. Actie wordt vaak gevolgd door reactie! In dit geval de wederopstanding van Europa.
In deze context was er dus ook plaats voor de geboorte van een nieuwe kunststroming en - visie, namelijk deze van de #art deco. Voor zij die gehecht zijn aan tijdslijnen ... kan men stellen dat deze periode zich situeert binnen de jaren 1919 en 1939 ... helaas wederom afgesloten door een gruwelijke oorlog. Vallen en opstaan behoort blijkbaar tot het lot van de mensheid.
Art deco bestond in feite uit een mengelmoes van stijlelementen en stromingen, die na de voorafgaande eeuwwisseling op gang waren gekomen, zoals: het kubisme, het modernisme, het expressionisme en het functionalisme. Er ontstond in die periode een verbinding tussen de kunst en industrie. De machine was een veroorloofd middel geworden om goed ontworpen en functionele kunst- en gebruiksobjecten te vervaardigen. Kunst was niet langer meer een elitaire bezigheid ... maar richtte zich op een welvarende middenklasse. De kunstenaars waren ook nauwer betrokken bij de verschillende productiefasen zoals het: ontwerpen, modelleren, decoreren en afwerken. Wat soms ook wel eens ten koste van de artistieke innovatie ging.
Belangrijke art deco-kenmerken waren: een strakkere vormgeving, gebruik van geometrische patronen, meer abstractie, feller en helder kleurgebruik, het gebruik van decoratieve elementen zoals: dieren, vrouwenfiguren en de toepassing van nieuwe materialen zoals: chroom, bakeliet, plastic enz.
Maar laten wij nu even terugkeren naar de invloedrijke en succesrijke expo van 1925 te Parijs. Deze wist een groot publiek te bereiken en was in feite een eerbetoon aan de nieuwe tijd ... een wereld van communicatie, snelheid, reizen en luxe. Warenhuizen zoals: 'Les galleries Lafayette, Bon Marché en Au Printemps brachten er de nieuwe creaties aan de man via hun eigen ontwerpstudio's ... zoals: La Maîtrise, Pomone en Primavera. 'Ensembliers' (interieurontwerpers) die creaties van diverse artiesten en disciplines samenbrachten in nieuw ontworpen woningen en openbare gebouwen, sloten er gouden samenwerkingscontracten af.
Op keramisch gebied klonken er buitenlandse namen als: René Buthaud, Clarice Cliff, Emile Decoeur, Viktor Schreckengost enz. ... maar wie vertegenwoordigde Belgiê op dit terrein? Hiervan is helaas weinig terug te vinden in de literatuur. Enkele grote namen die ik terug gevonden heb zijn: Georges Guérin, Edgard Aubry, Charles Catteau, Philippe Wolfers, Emile Lombart en keramiekfabrieken als: 'Céramiques de Bruxelles, Boch Frères Kéramis en het kunstatelier van Saint-Ghislain'. Verder heeft mijn zoektocht tot op dit ogenblik niet geleid.
U zou de lezers en mij plezieren, mocht u onze kennis over de Belgische keramische deelnemers aan deze expo kunnen aanvullen. Tijdens mijn speurtocht kreeg ik ook sterk de indruk dat België er 'financieel en artistiek' niet aan toe was, deel te nemen aan dit wereldevenement. Reeds officieus in kennis gesteld vanaf 1922, besliste België onder zware publieke druk alsnog op de valreep deel te nemen aan dit mondiaal gebeuren.
Onze kunstenaars waren ook meer individualistisch aan de slag en weinig gefocust op zulke topevenementen.
Haastige spoed zelden goed ... onze Belgische creatieve geesten werden als te traditioneel en weinig vernieuwend (modernistisch) beschouwd. Het waren daarentegen vooral de Franse en buitenlandse kunstenaars die met de vele eerste prijzen gingen lopen.
Zowaar een sterk gemiste kans voor België ... die dat, wakker geschud door de desillusie, in een volgende wereldtentoonstelling (1937) in de lichtstad, ruimschoots goedmaakte.
Groeten,
Meindert
Pierre Turin |