Gouda een lieflijk stadje gelegen in de provincie Zuid-Holland.
De stad staat bekend om zijn Goudse kaas, die in de zomer verhandeld wordt op de donderdagse toeristische kaasmarkt, maar ook om de vervaardiging van kaarsen, stroopwafels en het Gouds plateel.
Eén van die vele aardewerkfabrieken op het grondgebied van Gouda was de pijpen- en plateelfabriek Zenith die er drie maal van locatie is veranderd.
1749-1754: Nieuwe Haven, Gouda
1754-1915: Keizerstraat 10-12, Gouda
1915-1984: Prins Hendrikstraat 99-101, Gouda
Het Goudse aardewerkbedrijf van Zenith is ontstaan uit de pijpenfabriek P.J. van der Want (1716-1774) Azn. Dit familiebedrijf maakte sinds 1749 van vader op zoon gekaste (in een messing mal geperste) pijpen en was gevestigd in de Keizerstraat op de nummers 10 en 12.
1754-1915: Keizerstraat 10-12, Gouda
1915-1984: Prins Hendrikstraat 99-101, Gouda
Het Goudse aardewerkbedrijf van Zenith is ontstaan uit de pijpenfabriek P.J. van der Want (1716-1774) Azn. Dit familiebedrijf maakte sinds 1749 van vader op zoon gekaste (in een messing mal geperste) pijpen en was gevestigd in de Keizerstraat op de nummers 10 en 12.
Aangezien er aan het begin van de twintigste eeuw met het maken van gekaste pijpen niet veel te verdienen viel, besloten de achterkleinkinderen Aart (1894-1974) en zijn zuster Nel (1892-1970) van der Want in 1917 een bedrijf te beginnen, waar zowel gegoten pijpen als sieraardewerk gefabriceerd kon worden.
Dit in navolging van het grote succes dat de N.V. Plateelbakkerij Zuid-Holland opgericht in 1898, behaalde met de productie van sieraardewerk.
Dit in navolging van het grote succes dat de N.V. Plateelbakkerij Zuid-Holland opgericht in 1898, behaalde met de productie van sieraardewerk.
Naast de naam pijpenfabriek P.J. van der Want Azn. besloten broer en zus Van der Want in 1915 ook de merknaam Zenith voor hun tabakspijpen te gebruiken.Vooral onder deze laatste naam is deze aardewerk- en pijpenfabriek bekend geworden.
Aart en Nel kochten een stuk grond met drie huisjes erop aan de Prins Hendrikstraat. De familie, bestaande uit Otto Adrianus, zijn vrouw Maria en de kinderen Nel, Aart en Gerrit, verhuisde van de Keizerstraat naar de Prins Hendrikstraat. In een van de drie huisjes en op de bovenverdiepingen van alle drie startten Aart en Nel de productie. Otto Adrianus en zijn familie bewoonden de begane grond van de andere twee huisjes.
Ook het sieraardewerk (waaraan een experimentele periode van zo’n 2 jaar vooraf ging) werd van meet af aan in 1919 onder hetzelfde merk op de markt gebracht. De firmanaam werd aldus gewijzigd in ‘Plateel- en pijpenfabriek Zenith v/h P.J. van der Wal’.
Er werd gedecoreerd gebruiks-en sieraardewerk gemaakt, zoals: vazen, potten, kandelaars, rook- en likeurstellen, asbakken, wandborden, klokjes, lampvoeten, schalen. klokken, inktpotten. inktstellen en pennenbakjes.
De decors werden direct op de witte scherf geschilderd en daarna afgedekt met een transparant glazuur. In 1924 gaat de fabriek over op Gouds mat. De decors werden op een voorgebrand glazuur aangebracht, de patronen werden dik omlijnd met veel zwart eromheen, later door vele andere aardewerk-fabrieken geïmiteerd.
Onder druk van de crisisjaren 1929-1940 werd gezocht naar een glazuurtechniek die het decorern als zodanig kon vervangen. Men ontwikkelde daartoe een gespoten expressief glazuur meestal in duotoon. Het deed de vorm van het voorwerp, ook zonder decoratie, beter tot zijn recht komen. We spreken dan van crisisaardewerk. Een decoratieschilder kwam er niet meer aan te pas.Vandaar ook dat op het crisisaardewerk zowel geen decornaam als schildersinitiaal is te vinden.
In 1921 werd de jongste broer van Aart en Nel Gerrit Frederik van der Want (1901-1985) in loondienst genomen. Hij vervulde er een dubbelfuncite bij het bedrijf. Hij was er zowel commercieel medewerker als keramisch technicus. Zijn opleiding (HBS en een jaar Kleischool later Keramisch Instituut) stelde hem in staat op beide terreinen een vooraanstaande, leidinggevende rol bij het bedrijf te kunnen vervullen.
In het begin kende het nieuwe bedrijf allerlei problemen, vooral van technische en materiële aard. Om deze op te lossen werden er ontwerpers en technisch personeel aangetrokken. Aart Stolk (1900 - 1969) als ontwerper en Dirk Sibbes (1881-1956?) als keramisch technicus waren bij de firma in vaste dienst. Naast Jan van Schaik werkten Jan, Wim en Toon van Ham freelance als vormgevers en decorontwerpers bij het bedrijf. De kennis en vaardigheden van de laatste vier waren door de jaren heen opgebouwd door aan de ene kant hun eigen creativiteit, maar ook door werkzaam geweest te zijn bij verschillende aardewerkbedrijven (o.a. bij Plateelbakkerij Zuid-Holland, Gouda).
In 1925 nam de firma deel aan de wereldtentoonstelling 'Exposition Internationale des Arts Décoratives et Industriels mondernes' te Parijs.
Nog een dergelijk artistiek hoogstandje was de productie van de Olympiadebeker in 1928 (vervaardigd ter gelegenheid van de Olympische spelen in Amsterdam), dit keer ontworpen door Jan van Ham.
Bij Zenith heeft rond 1925 ook korte tijd Cris Agterberg als (freelance) ontwerper gewerkt. Het valt enigszins te begrijpen dat Agterberg zich tot Zenith aangetrokken voelde, omdat hij bij dit bedrijf kon werken met aankomende kunstenaars.
Na de staking van werknemers bij de Goudse plateelfabrieken (augustus 1928 en april 1929), waaronder de Plateelbakkerij Zenith en de daarop volgende crisisjaren kwam er een einde aan de uitbundige matgeglazuurde decors. Begin jaren 30 kregen veel plateelschilders hun ontslag. Rustiger, eenvoudiger decors kwamen op de markt. Men was op zoek naar een vormgeving, waarbij voortaan glazuur de belangrijkste decoratie vormde.
Zenith kwam in die periode in contact met Willem Stuurman (1908-1995), een Amsterdams keramisch kunstenaar en leerling van Bert Nienhuis (1908-1995), die naar eigen zeggen ‘Glanzend en Mat Gouda' zag als ‘een Arabisch tapijtje'. Hij koos voor een gespoten, expressief glazuur (meestal duotone), dat de vorm beter tot zijn recht deed komen.
Voor Zenith maakte Stuurman een vierhonderdtal ontwerpen voor zowel modellen als decors. Gerrit en Willem hadden trouwens een goed contact met elkaar. Zij zaten op één lijn. Er werd druk geëxperimenteerd met glazuren en het maken van modellen. Op deze manier kwam Zenith op een vrij gunstige wijze door de eerste crisisjaren heen. De ontwerpen van Willem Stuurman vonden een gretige aftrek bij de consument. In 1934 verliet hij Zenith ... hij voelde zich uiteindelijk toch te individualistisch om in een fabriek te werken en begon als zelfstandig pottenbakker te werken.
In de tweede helft van de dertiger jaren kwam er langzaam maar zeker een einde aan de crisis, en daarmee ook aan de productie van dit zogenaamde ‘crisisaardewerk'.
Rond 1935 steeg de vraag vanuit Amerika naar handgeschilderd delfts blauw en polychroom aardewerk. Toeristen stroomden toe en namen veel souvenirs mee naar huis. Het was ook de tijd van gedenkborden (onder andere Oranje-gelegenheidsborden en -bekers), vazen, geboortetegeltjes, broches, klompjes etc. De vraag naar een mooie kleur blauw was volop aan de orde. Er werd dan ook naarstig gezocht naar het koningsblauw in plaats van paarsblauw. Gerrit was hier mee druk aan het experimenteren.
In 1936 ging Gerrit Piket op 14-jarige leeftijd bij Zenith werken. Hij werd een van de betere schilders van de firma, bleef er werken tot aan de sluiting in 1984. Hij werkte in zijn beginjaren samen met Jan van Ham als zijn leermeester aan nieuwe decors delfts blauw, delfts wit en polychroom. Ook met Gerrit Piket kon Gerrit van der Want het goed vinden. Beiden zaten in het voetbalelftal van Zenith.
Na deze betrekkelijk gunstige periode brak in 1940 de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse bezetting had tot gevolg, dat het bedrijf geen eigen koers meer mocht varen. Er mochten in het vervolg alleen maar gebruiksartikelen geproduceerd worden, voornamelijk voor de export naar Duitsland. Ook was de import van verschillende grondstoffen geblokkeerd. De bedrijfsauto werd in beslag genomen.
In 1942 bereikten de problemen ook intern een hoogtepunt. De familieleden, die al sinds het overlijden van hun ouders, Otto Adrianus (december 1939) en Maria (februari 1940), in een onderling gespannen sfeer leefden, kregen met elkaar een niet meer bij te leggen ruzie. In 1942 kreeg Gerrit als werknemer van Zenith zijn ontslag. Nel trok zich terug uit het bedrijf.
Na de Tweede Wereldoorlog is er een forse toename geweest van kwaliteitsaardewerk.
Aart en Nel kochten een stuk grond met drie huisjes erop aan de Prins Hendrikstraat. De familie, bestaande uit Otto Adrianus, zijn vrouw Maria en de kinderen Nel, Aart en Gerrit, verhuisde van de Keizerstraat naar de Prins Hendrikstraat. In een van de drie huisjes en op de bovenverdiepingen van alle drie startten Aart en Nel de productie. Otto Adrianus en zijn familie bewoonden de begane grond van de andere twee huisjes.
Ook het sieraardewerk (waaraan een experimentele periode van zo’n 2 jaar vooraf ging) werd van meet af aan in 1919 onder hetzelfde merk op de markt gebracht. De firmanaam werd aldus gewijzigd in ‘Plateel- en pijpenfabriek Zenith v/h P.J. van der Wal’.
Er werd gedecoreerd gebruiks-en sieraardewerk gemaakt, zoals: vazen, potten, kandelaars, rook- en likeurstellen, asbakken, wandborden, klokjes, lampvoeten, schalen. klokken, inktpotten. inktstellen en pennenbakjes.
De decors werden direct op de witte scherf geschilderd en daarna afgedekt met een transparant glazuur. In 1924 gaat de fabriek over op Gouds mat. De decors werden op een voorgebrand glazuur aangebracht, de patronen werden dik omlijnd met veel zwart eromheen, later door vele andere aardewerk-fabrieken geïmiteerd.
Onder druk van de crisisjaren 1929-1940 werd gezocht naar een glazuurtechniek die het decorern als zodanig kon vervangen. Men ontwikkelde daartoe een gespoten expressief glazuur meestal in duotoon. Het deed de vorm van het voorwerp, ook zonder decoratie, beter tot zijn recht komen. We spreken dan van crisisaardewerk. Een decoratieschilder kwam er niet meer aan te pas.Vandaar ook dat op het crisisaardewerk zowel geen decornaam als schildersinitiaal is te vinden.
In 1921 werd de jongste broer van Aart en Nel Gerrit Frederik van der Want (1901-1985) in loondienst genomen. Hij vervulde er een dubbelfuncite bij het bedrijf. Hij was er zowel commercieel medewerker als keramisch technicus. Zijn opleiding (HBS en een jaar Kleischool later Keramisch Instituut) stelde hem in staat op beide terreinen een vooraanstaande, leidinggevende rol bij het bedrijf te kunnen vervullen.
In het begin kende het nieuwe bedrijf allerlei problemen, vooral van technische en materiële aard. Om deze op te lossen werden er ontwerpers en technisch personeel aangetrokken. Aart Stolk (1900 - 1969) als ontwerper en Dirk Sibbes (1881-1956?) als keramisch technicus waren bij de firma in vaste dienst. Naast Jan van Schaik werkten Jan, Wim en Toon van Ham freelance als vormgevers en decorontwerpers bij het bedrijf. De kennis en vaardigheden van de laatste vier waren door de jaren heen opgebouwd door aan de ene kant hun eigen creativiteit, maar ook door werkzaam geweest te zijn bij verschillende aardewerkbedrijven (o.a. bij Plateelbakkerij Zuid-Holland, Gouda).
In 1925 nam de firma deel aan de wereldtentoonstelling 'Exposition Internationale des Arts Décoratives et Industriels mondernes' te Parijs.
Nog een dergelijk artistiek hoogstandje was de productie van de Olympiadebeker in 1928 (vervaardigd ter gelegenheid van de Olympische spelen in Amsterdam), dit keer ontworpen door Jan van Ham.
Bij Zenith heeft rond 1925 ook korte tijd Cris Agterberg als (freelance) ontwerper gewerkt. Het valt enigszins te begrijpen dat Agterberg zich tot Zenith aangetrokken voelde, omdat hij bij dit bedrijf kon werken met aankomende kunstenaars.
Na de staking van werknemers bij de Goudse plateelfabrieken (augustus 1928 en april 1929), waaronder de Plateelbakkerij Zenith en de daarop volgende crisisjaren kwam er een einde aan de uitbundige matgeglazuurde decors. Begin jaren 30 kregen veel plateelschilders hun ontslag. Rustiger, eenvoudiger decors kwamen op de markt. Men was op zoek naar een vormgeving, waarbij voortaan glazuur de belangrijkste decoratie vormde.
Zenith kwam in die periode in contact met Willem Stuurman (1908-1995), een Amsterdams keramisch kunstenaar en leerling van Bert Nienhuis (1908-1995), die naar eigen zeggen ‘Glanzend en Mat Gouda' zag als ‘een Arabisch tapijtje'. Hij koos voor een gespoten, expressief glazuur (meestal duotone), dat de vorm beter tot zijn recht deed komen.
Voor Zenith maakte Stuurman een vierhonderdtal ontwerpen voor zowel modellen als decors. Gerrit en Willem hadden trouwens een goed contact met elkaar. Zij zaten op één lijn. Er werd druk geëxperimenteerd met glazuren en het maken van modellen. Op deze manier kwam Zenith op een vrij gunstige wijze door de eerste crisisjaren heen. De ontwerpen van Willem Stuurman vonden een gretige aftrek bij de consument. In 1934 verliet hij Zenith ... hij voelde zich uiteindelijk toch te individualistisch om in een fabriek te werken en begon als zelfstandig pottenbakker te werken.
In de tweede helft van de dertiger jaren kwam er langzaam maar zeker een einde aan de crisis, en daarmee ook aan de productie van dit zogenaamde ‘crisisaardewerk'.
Rond 1935 steeg de vraag vanuit Amerika naar handgeschilderd delfts blauw en polychroom aardewerk. Toeristen stroomden toe en namen veel souvenirs mee naar huis. Het was ook de tijd van gedenkborden (onder andere Oranje-gelegenheidsborden en -bekers), vazen, geboortetegeltjes, broches, klompjes etc. De vraag naar een mooie kleur blauw was volop aan de orde. Er werd dan ook naarstig gezocht naar het koningsblauw in plaats van paarsblauw. Gerrit was hier mee druk aan het experimenteren.
In 1936 ging Gerrit Piket op 14-jarige leeftijd bij Zenith werken. Hij werd een van de betere schilders van de firma, bleef er werken tot aan de sluiting in 1984. Hij werkte in zijn beginjaren samen met Jan van Ham als zijn leermeester aan nieuwe decors delfts blauw, delfts wit en polychroom. Ook met Gerrit Piket kon Gerrit van der Want het goed vinden. Beiden zaten in het voetbalelftal van Zenith.
Na deze betrekkelijk gunstige periode brak in 1940 de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse bezetting had tot gevolg, dat het bedrijf geen eigen koers meer mocht varen. Er mochten in het vervolg alleen maar gebruiksartikelen geproduceerd worden, voornamelijk voor de export naar Duitsland. Ook was de import van verschillende grondstoffen geblokkeerd. De bedrijfsauto werd in beslag genomen.
In 1942 bereikten de problemen ook intern een hoogtepunt. De familieleden, die al sinds het overlijden van hun ouders, Otto Adrianus (december 1939) en Maria (februari 1940), in een onderling gespannen sfeer leefden, kregen met elkaar een niet meer bij te leggen ruzie. In 1942 kreeg Gerrit als werknemer van Zenith zijn ontslag. Nel trok zich terug uit het bedrijf.
Na de Tweede Wereldoorlog is er een forse toename geweest van kwaliteitsaardewerk.
In 1950 kwam Dirk van der Want in het bedrijf samen met een elektrische klokoven die de turfoven uit 1917 verving.
In 1953 was er een nieuwbouw van kantoorgebouw showroom.
In 1968 was Zenith de grootste plateelfabriek van Gouda.
Tussen 1960 en 1970 werd de screen- en transfertechniek meer en meer toegepast.
In 1980 was er een grote brand waarbij het magazijn en het archief verloren gingen.
Vanwege de teruglopende verkoop stopte Zenith in 1984 als laatste grote Goudse fabriek met het maken van aardewerk.
In 1953 was er een nieuwbouw van kantoorgebouw showroom.
In 1968 was Zenith de grootste plateelfabriek van Gouda.
Tussen 1960 en 1970 werd de screen- en transfertechniek meer en meer toegepast.
In 1980 was er een grote brand waarbij het magazijn en het archief verloren gingen.
Vanwege de teruglopende verkoop stopte Zenith in 1984 als laatste grote Goudse fabriek met het maken van aardewerk.
Groeten,
Hallo is er iemand die het bordje van Eerste reis Afsluitdijk Holland Friesland 1933 van zenit delft. zou graag wat meer van het bordje willen weten zoals waar het voor uitgegeven is. Hoop dat er iemand is die hier wat van weet of het bordje heeft. Groeten Henk
BeantwoordenVerwijderenGeweldig, mijn vader was als plateel schilder in de jaren 60/70 werkzaam bij Zenith
BeantwoordenVerwijderenVraagje: kortgeleden heb ik 2 kleine aardewerk figuurtjes van ca 3 x 4 cm overgenomen met Heer Bommel en Tom Poes, erg aardig. De ‘popjes’ zitten op een glas plaatje geplakt (‘vanuit het productieproces).
BeantwoordenVerwijderenGraag zou ik een foto bijvoegen, maar weet niet of dat kan.
De verkoper vertelde dat hij drie setjes had gekregen bij het sluiten van de aardewerkfabriek Zenith in 1984.
Klopt dat verhaal?
Hallo ik heb een tabakspot van jullie met artikelnummer 1949 made in Holland 2154 weet iemand hier is van en heeft deze pot nog waarde
BeantwoordenVerwijderenZonder foto's van deze dekselpot is het moeilijk er wat over te vertellen.
BeantwoordenVerwijderenHet nummer 1949 moet waarschijnlijk 1749 zijn ... het oprichtingsjaar van deze plateelfabriek. Als het gaat over een tabakspot met passend messing deksel en een uitvoering in Delfts Blauw mag men zich verwachten al naargelang de zeldzaamheid aan een waarde tussen de 45 en de 65 euro. Uitvoeringen in polychroom decor gaan meestal wat minder van waarde tussen de 15 en de 35 euro.
U kan altijd een mail sturen met foto naar: boetiekkeramiek@gmail.com
Ik heb 2 plateelvazen geërfd en zou graag willen weten of ze iets waard zijn. De een heeft onderop Irma AB 616/3 en op de andere vaas staat Margriet Schoonhoven 181 A of 101 A.
BeantwoordenVerwijderenEen antwoord op uw vraag vindt u ondertussen op mijn blogpagina ... Boetiek Keramiek ... Vraag 12 ... derde link bij Pages ... rechts bovenaan de hoofdpagina.
BeantwoordenVerwijderenWie kan wat over dit potje vertellen? De kenmerken zijn 2516 margand plazuid gouda holland
BeantwoordenVerwijderenVragen graag via : boetiekkeramiek@gmail.com ... zo kunt u steeds een fotobestand meesturen. Zonder foto's is het moeilijk op uw vraag te antwoorden
BeantwoordenVerwijderen