woensdag 25 oktober 2023

ROYAL DELFT ... het verhaal van 'De Porceleyne Fles'.

 ‘De Koninklijke Porceleyne Fles’ …  internationaal gekend als ‘Royal Delft’ is de enig overgebleven aardewerkfabriek te Delft die tot op de dag van vandaag nog steeds actief is.

Midden zeventiende eeuw waren er in Delft en omstreken zo’n dertigtal pottenbakkerijen in bedrijf. Op welk tijdstip de eerste werkplaatsen te Delft ontstonden is niet met zekerheid bekend. In Amsterdam,Haarlem en Middelburg werd er reeds in de tweede helft van de zestiende eeuw aardewerk gemaakt met meerkleurige decors, geïnspireerd op het Italiaanse majolica.  

De liefde voor Chinees wit beschilderd porselein met blauwe motieven ontstond in Nederland pas omstreeks 1602 … na de oprichting van de Verenigde Oostindische Compagnie beter gekend als de ‘VOC’.  Naast specerijen, thee en zijde … werden tussen 1604 en 1657 drie miljoen stuks Chinees porselein naar de lage landen verscheept. Omdat dit destijds zo’n succes-artikel was, trachtten de plaatselijke pottenbakkers algauw het kostbare Chinese porselein te imiteren. De precieze samenstelling ervan was hier ten lande nog niet gekend. Zo duurde het nog een aantal decennia vooraleer de ‘porseleincode’ kon gekraakt worden.   

Door een burgeroorlog in China rond 1647 stagneerde de invoer van het zeer geliefde kraakporselein en het ’Chine de Commande’. De vraag ernaar hier bij ons bleef echter groot. Om deze leegte in de markt op te vullen richtte David Anthonisz van der Pieth in Delft in 1653 de plateelbakkerij 'De Porceleyne Fles’ op. Reeds na twee jaar ging de plateelbakkerij over in de handen van Wouter van Eenhoorn en Quirinus van Kleijnoven. Wouter van Eenhoorn was in eerste plaats zakenman en had financiële belangen in meerdere Delftse plateelbakkerijen. Beiden zorgden ervoor dat de fabriek een bloeiende tijd tegemoet ging en behoorde tot Delfts meest vooraanstaande bedrijven uit die tijd. 

Van Eenhoorn verkocht in 1663 zijn aandelen aan Van Kleijnoven … deze werd hierdoor alleen eigenaar tot aan zijn dood in 1695. Zijn weduwe zette het bedrijf nog een tweetal jaren verder. 

In 1697 werd het verkocht aan Johannes Knotter die voor het eerst het apothekerspotje als handelsmerk introduceerde.  

In 1700 was de oorlog in China voorbij … de invoer van het alom vermaarde Oosterse porselein kwam weer op gang.  Veel pottenbakkerijen moesten hierdoor de deuren sluiten.  

In 1701 kwam ‘De Porceleyne Fles’ onder de leiding van Marcelis de Vlugt te staan. De Vlugt was zelf geen pottenbakker of plateelschilder geweest. Daarom nam hij de meesterschilder Jan Sixtus van der Hoeck in dienst. 

De Delftse industrie kreeg in de loop van de 18e eeuw meer en meer met allerlei moeilijkheden te kampen. De belangstelling voor dit ‘witte goud’ in andere Europese landen nam zienderogen toe … de concurrentie werd bikkelhard.  In 1750 gaat het bedrijf over in handen van Christoffel van Doorne, die reeds in 1762 overleed, zijn zoon Pieter werd hierdoor de nieuwe eigenaar. Pieter overleed in 1771 … zijn weduwe verkocht het bedrijf door aan Jacobus Harlees. 

In het geregistreerde fabrieksmerk verscheen na 70 jaar (sinds Knotter) weer het alom bekende flesje. Na Harlees dood in 1786 ging de fabriek over in handen van zijn zoon Dirck. Deze kreeg te maken met de Franse revolutie en de bezetting van Napoleon zijn troepen. Helemaal geen ideale omstandigheden om een bedrijf te leiden. Hij verkocht in 1804 de fabriek aan Henricus Arnoldus Piccardt, die in 1849 werd opgevolgd door zijn dochter Geertrui Piccardt. Deze vrouwelijke bedrijfsleidster slaagde erin de industiële revolutie het hoofd te bieden … voor die tijd een knap staaltje van evrouwcipatie.  

In 1876 kocht de Delftse ingenieur ‘Joost Thooft’ de fabriek over met de bedoeling de oude traditie 'de vervaardiging van blauw Delfts' weer in ere te herstellen. Hij zag in dat daarbij niet de oude wegen moesten worden bewandeld. Het oudere brossere aardewerk-type was geheel in discrediet geraakt en zou zeker geen groot succes meer kunnen worden. Hij zocht en vond de oplossing in het gebruik van een vernieuwde samenstelling van de porseleinpasta. Onder andere door toevoeging van kaolien, veldspaat, kwarts en calciumcarbonaat.Joost Thooft ondernam ook pogingen om naast het herscheppen en opbouwen van het bedrijf een fabriekscatalogus 'sier-Delfts' te introduceren. Hij voegde aan het fabrieksmerk zijn monogram ‘JT’ en het woord 'Delft' toe. Hij stierf op de leeftijd van 46 jaar… Abel Labouchère zette de fabriek alleen voort.  

In 1877 werd Adolf le Comte, leraar ‘ontwerpen’ aan de polytechnische school in Delft aangesteld als artistiek adviseur. De ontwerpen van Le Comte werden met veel raffinement uitgevoerd door plateelschilder Leon Senf (1860-1940). Deze was kort na de overname door Thooft aangenomen om het vak te leren van de enig overgebleven plateelschilder in het bedrijf de bejaarde Cornelis Tulk (1803-1893). In de 50 jaar die Leo Senf bij het bedrijf werkte, werd hij er één van de belangrijkste ontwerpers.  

Vanaf 1890 begon een tijd van weergaloze groei voor ‘De Porceleyne Fles’ … de vernieuwing van het klassieke Delfts aardewerk en de opkomst van de Art-Nouveau of Jugendstil.  

In 1895 ontstond de afdeling 'bouwkeramiek'. Vele belangrijke architectonische opdrachten vloeiden hieruit voort … waaronder hulp bij de bouw van het Vredespaleis in Den Haag.  

Tijdens de wereldtentoonstelling van 1900 in Parijs wint de Porceleyne Fles met de keramische galerij uit de binnentuin, de Grand Prix.  

In 1904 werd dit bedrijf een N.V. ofte naamloze vennootschap. 

1916 Het bedrijf verhuisde van het Oosteinde naar de Rotterdamseweg te Delft. 

Naast het Delfts blauw aardewerk werden er van 1915 tot 1977 ook cloisonné tegels vervaardigd. De scheidingslijnen tussen kleurvakken werden gevormd door dunne richels die tevens de functie van contouren vervulden. De ruimten werden met de hand gevuld met gekristalliseerde glazuren.  

Als blijk van waardering voor de pogingen die de onderneming sinds 1876 in het werk gesteld had om de naam van Delft en die van de keramische industrie in het algemeen te herstellen, werd in 1919 het predikaat 'Koninklijk' verleend.  

Het bedrijf overleefde beide wereldoorlogen en zou in de jaren vijftig weer een grote rol van betekenis gaan spelen. Niet alleen haar afdelingen: tegels, mallen en bouwkeramiek maar vooral ook de in 1956 begonnen afdeling 'experimenteel aardewerk' o.l.v. de beeldhouwer-keramist-chemicus Theo Dobbelmann en de kleurtechnicus en latere glaskunstenaar Iep Valkema, zijn belangrijk pionnen geweest. 

De experimentele afdeling werd in 1977 opgeheven. De fabriek introduceerde in 1988 de collectie moderne keramiek. Hiervoor werd elk jaar door een bekend kunstenaar of ontwerper een jaarobject ontworpen dat in een gelimiteerde en genummerde oplage werd uitgebracht.  

2003  Viering 350-jarig jubileum.  

2012 Opening van het museum ‘Royal Delft Experience’. Dit museum geeft een kijk op het productieproces van het eeuwenoude Delfts Blauw. De Porceleyne Fles trekt jaarlijks ongeveer 128.000 bezoekers.