woensdag 30 september 2015

Kunstaardewerkfabriek #Regina - #Gouda .

De ‘Kunstaardewerkfabriek Regina’ werd opgericht in het kroningsjaar 1898 van koningin Wilhelmina, vandaar de naam ‘Regina’. Deze nieuwe plateelfabriek was gevestigd aan de Oosthaven te Gouda.

Het bedrijf vervaardigde aanvankelijk, zoals bijna alle Goudse plateelfabrieken, pijpen en gebruiksaardewerk. Regina was trouwens de eerste fabriek waar geëmailleerde pijpen werden gemaakt, maar de markt hiervoor was vlak voor de eerste wereldoorlog verdwenen.

De fabriek werd opgericht door Gerrit Frederik van der Want, een telg uit het Goudse aardewerkgeslacht Van der Want en George Antonie Barras, een Belgische geldschieter en kunstverzamelaar. Hun initialen WB stonden dan ook op bijna alle producten.

Regina kon in 1917 met de productie van kunstaardewerk  beginnen omdat het bedrijf een aantal personeelsleden, schilders en mallen kon overnemen van de gefailleerde Haagse plateelfabriek Rozenburg, die in de periode van 1883 tot 1917 kwalitatief hoogstaand plateel maakte.

Vanuit de Plateelbakkerij Zuid-Holland kwamen eveneens een aantal ontwerpers bij Regina in dienst, er was dan ook geen gebrek aan kennis en ervaring.

Na de eerste wereldoorlog groeide de economie en kwam er meer vraag naar sieraardewerk en tegels. Dit duurde tot de staking van veel aardewerkfabrieken in 1928-1929 en de daarop volgende (economische) crisis van ongeveer 1932 tot 1937. In die crisisjaren moesten veel (aardewerk)fabrieken sluiten en werden werknemers, vooral plateelschilders ontslagen. Het aardewerk werd in deze tijd niet met verfijnde decors beschilderd, de versiering ontstond door het gebruik van verschillende donkere en heldere kleuren glazuur en glazuurtechnieken, o.a. druipglazuur en spuitglazuur.

Het sieraardewerk geproduceerd door de Kunstaardewerkfabriek Regina wordt door velen gezien als het mooiste dat de Goudse aardewerkindustrie heeft voortgebracht.

De grootste concurrent van Regina op het gebied van decoratief en gekleurd plateel was de Plateelbakkerij Zuid-Holland (PZH). In het begin produceerde Regina nog het glimmende plateel, maar al snel werd duidelijk dat het grote publiek het nieuwe matte gefineerde plateel prefereerde.
In haar hoogtijdagen produceerde Regina voor grote buitenlandse detaillisten, onder andere in Engeland (Liberty's of London) en in Canada (Ryrie Birks).

Gedurende en na de Tweede Wereldoorlog heeft Regina tevergeefs geprobeerd serviezen te produceren. Het bekendste en succesvolste servies was “Black Princess” van Floris Meydam, met geometrische vormen, zwart gekleurd aan de buitenkant, wit aan de binnenkant en met witte deksels.

De verslechterende bedrijfsresultaten, de neergaande conjuncturele economische trend en de slechte gezondheid van Otto van der Want (zoon van de oprichter), deden Gerrit concluderen om de aardewerkfabriek in 1979 te sluiten.

In 1980 vond er een doorstart plaats onder de naam 'Regina Wotra', Ateliers voor Ambachtelijke Kunst in Bleiswijk (directeur A.J. van Dijk).

In 1989 werd een nieuwe vestiging geopend in Bergschenhoek onder de naam Artihove Regina BV. Daarmee werd de locatie in Bleiswijk gesloten. Tot 1993 bleef dit bedrijf Regina-plateel produceren.

De productieve periode van Regina kan worden opgedeeld in de volgende perioden met elk hun eigen type van aardewerk.

1898 – 1917 tabakspijpen
1917 – 1930 plateel met glimmende afwerking
1920 – 1930 plateel met matte afwerking
1932 – 1937 crisisaardewerk
1935 – 1979 Delfts aardewerk
1935 – 1950 bloemmotieven en voortzetting van oudere succesmotieven.
1950 – 1970 moderne vormgevingen

Ontwerpers en schilders

Stephanus Andreas Boers, geboren in 1897, kwam vanuit de Plateelbakkerij Zuid-Holland in 1919 bij Regina werken. Boers was plateelschilder en ontwerper, hij maakte veel unica (unieke exemplaren) die hij signeerde met zijn naam en met 'pièce unique'.

Gouke Arnout Bonsel, geboren in 1890, had eerst als plateelschilder bij de Plateelbakkerij Zuid-Holland gewerkt. Tussen 1915 en 1956 werkzaam bij Regina als ontwerper en artistiek directeur.

Jacobus Wilhelmus Gidding (1887-1955), was een kunstenaar; schilder, tekenaar en ontwerper van glas, textiel en aardewerk. Rond 1925 ontwierp hij vazen voor de Plateelbakkerij Zuid-Holland en voor Regina. Verder maakte hij ontwerpen voor de NV Koninklijke Goedewaagen en De Porceleyne Fles en was hij bekend als ontwerper voor de Glasfabriek Leerdam.

Floris Meydam, geboren in 1919, was industrieel vormgever en glaskunstenaar. Hij werkte vanaf 1935 bij De Glasfabriek Leerdam. Tussen 1952 en 1966 ontwierp hij als freelancer voor Regina vooral serviezen en vazen.

Maarten Witte van Leeuwen (1924-1997), beeldend kunstenaar en keramist, was bij Regina ontwerper en bedrijfsleider. Hij werkte daar veel samen met Floris Meydam.

Willem Hendrik de Vries (1908-1969), werkte als ontwerper tussen 1933 en 1936 bij Regina waar hij plastieken, sier- en gebruiksaardewerk ontwierp. Meer bekendheid kreeg hij echter door zijn werk bij de Keramische Industrie Fris waar hij vanaf 1943 ontwerper en directeur-vormgeving was.

Antonius Albertus Redegeld (1899-1955), werkte van 1928 tot 1947 bij Regina, hij ontwierp een serie plastieken, vooral dierfiguren met zwarte en witte glazuur.

Adrianus Remiëns (1890-1972), beeldhouwer, schilder, tekenaar. Hij ontwierp tussen 1930 en 1936 een aantal plastieken.

Ernst Schubad, ontwierp tussen 1934 en 1936 een aantal plastieken. Verder was hij interieurontwerper en meubelontwerper.

Leendert Hakker, plateelschilder, kwam van de Haagse Plateelbakkerij Rozenburg.

Groeten,
Meindert

 


 















Floris Meydam

maandag 21 september 2015

Plateelbakkerij #Zenith #Gouda.



Gouda een lieflijk stadje gelegen in de provincie Zuid-Holland.
De stad staat bekend om zijn Goudse kaas, die in de zomer verhandeld wordt op de donderdagse toeristische kaasmarkt, maar ook om de vervaardiging van kaarsen, stroopwafels en het Gouds plateel.

Eén van die vele aardewerkfabrieken op het grondgebied van Gouda was de pijpen- en plateelfabriek Zenith die er drie maal van locatie is veranderd.

1749-1754: Nieuwe Haven, Gouda

1754-1915: Keizerstraat 10-12, Gouda

1915-1984: Prins Hendrikstraat 99-101, Gouda

Het Goudse aardewerkbedrijf van Zenith is ontstaan uit de pijpenfabriek P.J. van der Want (1716-1774) Azn. Dit familiebedrijf maakte sinds 1749 van vader op zoon gekaste (in een messing mal geperste) pijpen en was gevestigd in de Keizerstraat op de nummers 10 en 12.
Aangezien er aan het begin van de twintigste eeuw met het maken van gekaste pijpen niet veel te verdienen viel, besloten de achterkleinkinderen Aart (1894-1974) en zijn zuster Nel (1892-1970) van der Want in 1917 een bedrijf te beginnen, waar zowel gegoten pijpen als sieraardewerk gefabriceerd kon worden.

Dit in navolging van het grote succes dat de N.V. Plateelbakkerij Zuid-Holland  opgericht in 1898, behaalde met de productie van sieraardewerk. 

Naast de naam pijpenfabriek P.J. van der Want Azn. besloten broer en zus Van der Want in 1915 ook de merknaam Zenith voor hun tabakspijpen te gebruiken.Vooral onder deze laatste naam is deze aardewerk- en pijpenfabriek bekend geworden.

Aart en Nel kochten een stuk grond met drie huisjes erop aan de Prins Hendrikstraat. De familie, bestaande uit Otto Adrianus, zijn vrouw Maria en de kinderen Nel, Aart en Gerrit, verhuisde van de Keizerstraat naar de Prins Hendrikstraat. In een van de drie huisjes en op de bovenverdiepingen van alle drie startten Aart en Nel de productie. Otto Adrianus en zijn familie bewoonden de begane grond van de andere twee huisjes.

Ook het sieraardewerk (waaraan een experimentele periode van zo’n 2 jaar vooraf ging) werd van meet af aan in 1919 onder hetzelfde merk op de markt gebracht. De firmanaam werd aldus gewijzigd in ‘Plateel- en pijpenfabriek Zenith v/h P.J. van der Wal’.

Er werd gedecoreerd gebruiks-en sieraardewerk gemaakt, zoals: vazen, potten, kandelaars, rook- en likeurstellen, asbakken, wandborden, klokjes, lampvoeten, schalen. klokken, inktpotten. inktstellen en pennenbakjes.

De decors werden direct op de witte scherf geschilderd en daarna afgedekt met een transparant glazuur. In 1924 gaat de fabriek over op Gouds mat. De decors werden op een voorgebrand glazuur aangebracht, de patronen werden dik omlijnd met veel zwart eromheen, later door vele andere aardewerk-fabrieken geïmiteerd.

Onder druk van de crisisjaren 1929-1940 werd gezocht naar een glazuurtechniek die het decorern als zodanig kon vervangen. Men ontwikkelde daartoe een gespoten expressief glazuur meestal in duotoon. Het deed de vorm van het voorwerp, ook zonder decoratie, beter tot zijn recht komen. We spreken dan van crisisaardewerk. Een decoratieschilder kwam er niet meer aan te pas.Vandaar ook dat op het crisisaardewerk zowel geen decornaam als schildersinitiaal is te vinden.

In 1921 werd de jongste broer van Aart en Nel Gerrit Frederik van der Want (1901-1985) in loondienst genomen. Hij vervulde er een dubbelfuncite bij het bedrijf. Hij was er zowel commercieel medewerker als keramisch technicus. Zijn opleiding (HBS en een jaar Kleischool later Keramisch Instituut) stelde hem in staat op beide terreinen een vooraanstaande, leidinggevende rol bij het bedrijf te kunnen vervullen.

In het begin kende het nieuwe bedrijf allerlei problemen, vooral van technische en materiële aard. Om deze op te lossen werden er ontwerpers en technisch personeel aangetrokken. Aart Stolk (1900 - 1969) als ontwerper en Dirk Sibbes (1881-1956?) als keramisch technicus waren bij de firma in vaste dienst. Naast Jan van Schaik werkten Jan, Wim en Toon van Ham freelance als vormgevers en decorontwerpers bij het bedrijf. De kennis en vaardigheden van de laatste vier waren door de jaren heen opgebouwd door aan de ene kant hun eigen creativiteit, maar ook door werkzaam geweest te zijn bij verschillende aardewerkbedrijven (o.a. bij Plateelbakkerij Zuid-Holland, Gouda).

In 1925 nam de firma deel aan de wereldtentoonstelling 'Exposition Internationale des Arts Décoratives et Industriels mondernes' te Parijs.
Nog een dergelijk artistiek hoogstandje was de productie van de Olympiadebeker in 1928 (vervaardigd ter gelegenheid van de Olympische spelen in Amsterdam), dit keer ontworpen door Jan van Ham.

Bij Zenith heeft rond 1925 ook korte tijd Cris Agterberg als (freelance) ontwerper gewerkt. Het valt enigszins te begrijpen dat Agterberg zich tot Zenith aangetrokken voelde, omdat hij bij dit bedrijf kon werken met aankomende kunstenaars.

Na de staking van werknemers bij de Goudse plateelfabrieken (augustus 1928 en april 1929), waaronder de Plateelbakkerij Zenith en de daarop volgende crisisjaren kwam er een einde aan de uitbundige matgeglazuurde decors. Begin jaren 30 kregen veel plateelschilders hun ontslag. Rustiger, eenvoudiger decors kwamen op de markt. Men was op zoek naar een vormgeving, waarbij voortaan glazuur de belangrijkste decoratie vormde.

Zenith kwam in die periode in contact met Willem Stuurman (1908-1995), een Amsterdams keramisch kunstenaar en leerling van Bert Nienhuis (1908-1995), die naar eigen zeggen ‘Glanzend en Mat Gouda' zag als ‘een Arabisch tapijtje'. Hij koos voor een gespoten, expressief glazuur (meestal duotone), dat de vorm beter tot zijn recht deed komen.

Voor Zenith maakte Stuurman een vierhonderdtal ontwerpen voor zowel modellen als decors. Gerrit en Willem hadden trouwens een goed contact met elkaar. Zij zaten op één lijn. Er werd druk geëxperimenteerd met glazuren en het maken van modellen. Op deze manier kwam Zenith op een vrij gunstige wijze door de eerste crisisjaren heen. De ontwerpen van Willem Stuurman vonden een gretige aftrek bij de consument. In 1934 verliet hij Zenith ... hij voelde zich uiteindelijk toch te individualistisch om in een fabriek te werken en begon als zelfstandig pottenbakker te werken.

In de tweede helft van de dertiger jaren kwam er langzaam maar zeker een einde aan de crisis, en daarmee ook aan de productie van dit zogenaamde ‘crisisaardewerk'.

Rond 1935 steeg de vraag vanuit Amerika naar handgeschilderd delfts blauw en polychroom aardewerk. Toeristen stroomden toe en namen veel souvenirs mee naar huis. Het was ook de tijd van gedenkborden (onder andere Oranje-gelegenheidsborden en -bekers), vazen, geboortetegeltjes, broches, klompjes etc. De vraag naar een mooie kleur blauw was volop aan de orde. Er werd dan ook naarstig gezocht naar het koningsblauw in plaats van paarsblauw. Gerrit was hier mee druk aan het experimenteren.

In 1936 ging Gerrit Piket op 14-jarige leeftijd bij Zenith werken. Hij werd een van de betere schilders van de firma, bleef er werken tot aan de sluiting in 1984. Hij werkte in zijn beginjaren samen met Jan van Ham als zijn leermeester aan nieuwe decors delfts blauw, delfts wit en polychroom. Ook met Gerrit Piket kon Gerrit van der Want het goed vinden. Beiden zaten in het voetbalelftal van Zenith.

Na deze betrekkelijk gunstige periode brak in 1940 de Tweede Wereldoorlog uit. De Duitse bezetting had tot gevolg, dat het bedrijf geen eigen koers meer mocht varen. Er mochten in het vervolg alleen maar gebruiksartikelen geproduceerd worden, voornamelijk voor de export naar Duitsland. Ook was de import van verschillende grondstoffen geblokkeerd. De bedrijfsauto werd in beslag genomen.

In 1942 bereikten de problemen ook intern een hoogtepunt. De familieleden, die al sinds het overlijden van hun ouders, Otto Adrianus (december 1939) en Maria (februari 1940), in een onderling gespannen sfeer leefden, kregen met elkaar een niet meer bij te leggen ruzie. In 1942 kreeg Gerrit als werknemer van Zenith zijn ontslag. Nel trok zich terug uit het bedrijf.

Na de Tweede Wereldoorlog is er een forse toename geweest van kwaliteitsaardewerk. 
In 1950 kwam Dirk van der Want in het bedrijf samen met een elektrische klokoven die de turfoven uit 1917 verving.

In 1953 was er een nieuwbouw van kantoorgebouw showroom.

In 1968 was Zenith de grootste plateelfabriek van Gouda.

Tussen 1960 en 1970 werd de screen- en transfertechniek meer en meer toegepast.

In 1980 was er een grote brand waarbij het magazijn en het archief verloren gingen.

Vanwege de teruglopende verkoop stopte Zenith in 1984 als laatste grote Goudse fabriek met het maken van aardewerk.

Groeten,
Meindert


 


 
 


 





familie van der Want
Willem Stuurman

woensdag 16 september 2015

Koninklijke Porselein- en Aardewerkfabriek '#Rozenburg'.

Op 3 oktober 1883 kreeg de Duitse edelman Wilhelm Wolff, Freiherr von Gudenberg, van het gemeentebestuur van 's-Gravenhage (#Den_Haag) vergunning voor het oprichten van een porselein- en aardewerkfabriek aan de Boekhorststraat 1, deze had tot doel traditioneel blauw en gekleurd Oud Delfts aardewerk te produceren.

Al spoedig kwamen er bij het gemeentebestuur klachten binnen, buurtbewoners kloegen over de hinder die zij hadden van roet en rook. Daarom stelde de gemeente alsnog strengere eisen aan de inrichting van de fabriek. Wellicht was dit een van de redenen waarom Wolff von Gudenberg zijn bedrijf verplaatste. Op 12 januari 1885 kreeg hij van het gemeentebestuur een nieuwe vergunning voor een doorstart in het huis "Rozenburg" aan de toenmalige Zuid-Binnensingel 216, nu Buitenom geheten.
Aan dit huis trouwens ontleende de onderneming haar naam, eind 1886 ontstond de 'n.v. Haagsche Plateelbakkerij 'Rozenburg'.

Ondertussen werd In 1884 reeds de excentrieke kunstenaar en vrijgezel Theodoor Adriaan Christiaan Colenbrander (1841-1930) aangeworven als esthetisch en artistiek leider van de fabriek.
De ontwerpen van Colenbrander kenmerkten zich door hun grillige vormen en decors, veelal geabstraheerd naar de natuur en in een expressionistisch kleurenpalet.
Critici waren vol lof over zijn wandborden, pullen, vazen en andere voorwerpen, die gedecoreerd waren met kleurige florale of fantasie ranken - geïnspireerd op keramiek uit Iznik, een stad ten zuidoosten van Istanboel.

Het waren de jaren dat de zeeschilder H.W. Mesdag en de literator Carel Vosmaer tot de aandeelhouders van Rozenburg behoorden en jonge schilders als Willem de Zwart en W.B. van Horssen er tegels beschilderden.

Het personeel bestond uit twee groepen: de "werklieden" en de "schilders." De laatste groep bestond grotendeels uit jongeren, die als leerlingschilders werkzaam waren o.l.v. een ervaren kracht. Zij waren verplicht 's- winters de tekenacademie te volgen en kregen bovendien op het atelier van de fabriek nog les van de oudere schilders.

De verkoop der produkten vond officieel plaats in twee eigen depots ('s-Gravenhage en Parijs) en in diverse winkelbedrijven waarmee de firma een depotovereenkomst had gesloten.

De eerste jaren waren zeer moeilijk. De ovens deugden niet, waardoor vele baksels mislukten. In september 1887 brak een brand uit in het oude huis "Rozenburg", die een verbouwing noodzakelijk maakte. Deze verbouwing, de aanleg van nieuwe ovens én de noodzakelijk gebleken aanschaf van een zwaardere stoommachine, die in een apart gebouw opgesteld moest worden, plaatsten de onderneming voor zeer zware financiële problemen.
Daarbij kwam nog dat de inkomsten tegenvielen. Wolff von Gudenberg had meer beloofd dan hij kon waar maken. Zijn berekeningen werden zelden of nooit door de uitkomsten bevestigd. Bovendien kocht hij, naar het oordeel van de Raad van Commissarissen, al te gemakkelijk nieuwe machines in, die later ondeugdelijk bleken of niet nodig voor het bedrijf.

Colenbranders' ontwerpen waren zeer vernieuwend en trokken de aandacht, maar werden nooit populair. Het bedrijf kon er niet van bestaan, bovendien waren er problemen van technische aard. 

Na het ontslag van Von Gudenberg in 1889 weigert Colenbrander elk compromis en na voortdurende moeilijkheden met de directeurs en de Raad van Commissarissen over Colenbranders bemoeiingen met zaken die buiten het schildersatelier vielen verliet deze op zijn beurt in dat zelfde jaar de fabriek. Hij trok zich boos terug en hield zich daarna vooral bezig met interieurdecoratie en boekillustraties. Tegelijkertijd verdiepte hij zich in het ontwerpen van tapijten.

De fabriek teerde voort op zijn ontwerpstijl, met dat verschil dat de kleuren donkerder werden, waardoor de decors min of meer dichtslibden. De dan ontstane voorwerpen missen dan ook de intensiteit en frisheid die zo kenmerkend zijn voor de ontwerpen van Colenbrander.De plateelbakkerij was dus gedwongen om een alternatieve koers te gaan varen.

Tijdens het directeurschap van Alexander Vosmaer werkte de fabriek voor het eerst zonder verlies. De in 1892 aangetreden directeur Alexander Vosmaer zorgde weliswaar spoedig voor technisch en artistiek veel betere producten,
De fabriek maakte onder meer tegeltableaus voor het Stedelijk Museum in Amsterdam en liet zich sterk inspireren door de Britse arts and crafts-stijl. Vazen, pendules, schotels en kruiken werden gedecoreerd met landelijke idylles waarin watervogels en kikkers, zonnebloemen en klaprozen ten tonele kwamen. De decors werden door meesterschilders en hun gezellen ontwikkeld. Inspiratie en kennis werd gevonden in het open veld, aan de Haagse academie of door studie van internationale plaatwerken. 

Toch zag Alexander in dat alleen een echt artistiek talent de tijden van Colenbrander zou kunnen doen herleven. Twee jaar later trok hij daarom J. Jurriaan Kok (1861-1919) als esthetisch adviseur aan. Toen Vosmaer in 1895 wegens fraude was ontslagen, werd Jurriaan Kok tot algemeen directeur benoemd. Al gauw wist hij de fabriek tot verdere artistieke en financiële bloei te brengen.

Had men voorheen de winsten verwacht (maar niet verkregen) van de fabricage van tegels voor de bouwnijverheid, onder zijn bewind keerde men terug naar het uitgangspunt en vervaardigde men weer uitsluitend kunstkeramiek, weliswaar met gebruikswaarde, maar géén massaproductie. Zowel de keramische kwaliteit als de decoraties werden beter. Deze decors waren levendiger, met vogels, vissen, soms in combinatie met bloemen, dit in tegenstelling tot de voorgaande donkere bloemendecors.

Na jaren van stil experiment trad Jurriaan plotseling naar buiten met eierschaalporselein, dat zo verfijnd en zo dun was, dat het nauwelijks nog gebruikswaarde had. Theepotdeksels namen de vorm van zeepschuimvlokken aan en handvatten groeiden als grillige stengels uit de doorschijnende vormen omhoog. Stoere decoraties maakten plaats voor vederlichte scènes met volièrevogels, disteltakken en 
draken die tweedimensionaal tegen een roomwitte achtergrond waren aangebracht en daarmee contrasteerden. Dit alles geïnspireerd op de Japanse prentkunst. Het succes van dit roomwitte porselein zorgde voor veel navolgers als de Goudse plateelbakkerijen Regina en Zuid-Holland.

Dit porselein werd voor het eerst tentoongesteld op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900. De belangstelling was enorm, en verschillende musea gingen over tot aankoop.
De waardering voor deze vinding was groot en werd o.a. tot uitdrukking gebracht door het verlenen van het predicaat "Koninklijke" aan de fabriek op 31 october 1900. Sedertdien voerde de firma de naam N.V. Koninklijke Porselein- en Aardewerkfabriek "Rozenburg".

In het eerste decennium van 1900 begon de verkoop terug te lopen Torenhoge investeringen, toenemend plagiaat en een gemis aan innovatieve ontwerpers maakten die roem echter broos en fragiel. Om de dalende omzet tegen te gaan, werd een nieuw product op de markt gebracht, het incruust-aardewerk. Een veelkleurig gres (een tussenvorm tussen aardewerk en porselein) dat tegen weersinvloeden bestand was, waarvan vooral tegeltableaus voor wandversieringen gemaakt werden. Het was vooral Jan Toorop, een goede vriend van Jurriaan Kok, die jarenlang vol enthousiasme met dit smeuïge materiaal werkte.En toen dat niets opleverde probeerde men het in 1910 met het Juliana-aardewerk. De teloorgang bleek echter niet te stuiten

Het aftreden als directeur door Jurriaan Kok in 1913 (wegens zijn benoeming tot wethouder van 's-Gravenhage) en de onmogelijkheid een geschikte opvolger te vinden, deden de commissarissen overwegen de aandeelhouders een liquidatieadvies te geven. Het besluit tot liquidatie viel op 8 augustus 1914 toen de pas uitgebroken wereldoorlog de toevoer van grondstoffen afsloot. Half augustus werd de fabriek gesloten, de voorraden en het gebouw met de grond werden verkocht. Dit laatste werd in 1915 aan de gemeente 's-Gravenhage aangeboden, maar die vond de vraagprijs 90.000 florijnen te hoog. In 1917 werd het pand door het Rijk gekocht voor ca. 77.000 gulden.

Groeten,
Meindert

zaterdag 12 september 2015

#'Class_Ceramics' wish to go international.

Even our German-speaking and English-speaking friends are welcome on this site.
Here the number of page views all over the world.

Belgium             2749
United States    486
Netherlands      452
Russia               75
Portugal            45
Ukraïne             29
Germany           26
France              19
Croatia             17
Ireland              15
Sweden            3

If you want to tell us about the ceramic production in your country or you have any questions on this topic... do not hesitate to write us about it.
Don't forget to use the Google translation link at the bottom of each page.

Greatings,
Meindert