Al spoedig kwamen er bij het gemeentebestuur klachten binnen, buurtbewoners kloegen over de hinder die zij hadden van roet en rook. Daarom stelde de gemeente alsnog strengere eisen aan de inrichting van de fabriek. Wellicht was dit een van de redenen waarom Wolff von Gudenberg zijn bedrijf verplaatste. Op 12 januari 1885 kreeg hij van het gemeentebestuur een nieuwe vergunning voor een doorstart in het huis "Rozenburg" aan de toenmalige Zuid-Binnensingel 216, nu Buitenom geheten.
Aan dit huis trouwens ontleende de onderneming haar naam, eind 1886 ontstond de 'n.v. Haagsche Plateelbakkerij 'Rozenburg'.
Ondertussen werd In 1884 reeds de excentrieke kunstenaar en vrijgezel Theodoor Adriaan Christiaan Colenbrander (1841-1930) aangeworven als esthetisch en artistiek leider van de fabriek.
De ontwerpen van Colenbrander kenmerkten zich door hun grillige vormen en decors, veelal geabstraheerd naar de natuur en in een expressionistisch kleurenpalet.
Critici waren vol lof over zijn wandborden, pullen, vazen en andere voorwerpen, die gedecoreerd waren met kleurige florale of fantasie ranken - geïnspireerd op keramiek uit Iznik, een stad ten zuidoosten van Istanboel.
Het waren de jaren dat de zeeschilder H.W. Mesdag en de literator Carel Vosmaer tot de aandeelhouders van Rozenburg behoorden en jonge schilders als Willem de Zwart en W.B. van Horssen er tegels beschilderden.
Het personeel bestond uit twee groepen: de "werklieden" en de "schilders." De laatste groep bestond grotendeels uit jongeren, die als leerlingschilders werkzaam waren o.l.v. een ervaren kracht. Zij waren verplicht 's- winters de tekenacademie te volgen en kregen bovendien op het atelier van de fabriek nog les van de oudere schilders.
De verkoop der produkten vond officieel plaats in twee eigen depots ('s-Gravenhage en Parijs) en in diverse winkelbedrijven waarmee de firma een depotovereenkomst had gesloten.
De eerste jaren waren zeer moeilijk. De ovens deugden niet, waardoor vele baksels mislukten. In september 1887 brak een brand uit in het oude huis "Rozenburg", die een verbouwing noodzakelijk maakte. Deze verbouwing, de aanleg van nieuwe ovens én de noodzakelijk gebleken aanschaf van een zwaardere stoommachine, die in een apart gebouw opgesteld moest worden, plaatsten de onderneming voor zeer zware financiële problemen.
Daarbij kwam nog dat de inkomsten tegenvielen. Wolff von Gudenberg had meer beloofd dan hij kon waar maken. Zijn berekeningen werden zelden of nooit door de uitkomsten bevestigd. Bovendien kocht hij, naar het oordeel van de Raad van Commissarissen, al te gemakkelijk nieuwe machines in, die later ondeugdelijk bleken of niet nodig voor het bedrijf.
Colenbranders' ontwerpen waren zeer vernieuwend en trokken de aandacht, maar werden nooit populair. Het bedrijf kon er niet van bestaan, bovendien waren er problemen van technische aard.
Na het ontslag van Von Gudenberg in 1889 weigert Colenbrander elk compromis en na voortdurende moeilijkheden met de directeurs en de Raad van Commissarissen over Colenbranders bemoeiingen met zaken die buiten het schildersatelier vielen verliet deze op zijn beurt in dat zelfde jaar de fabriek. Hij trok zich boos terug en hield zich daarna vooral bezig met interieurdecoratie en boekillustraties. Tegelijkertijd verdiepte hij zich in het ontwerpen van tapijten.
De fabriek teerde voort op zijn ontwerpstijl, met dat verschil dat de kleuren donkerder werden, waardoor de decors min of meer dichtslibden. De dan ontstane voorwerpen missen dan ook de intensiteit en frisheid die zo kenmerkend zijn voor de ontwerpen van Colenbrander.De plateelbakkerij was dus gedwongen om een alternatieve koers te gaan varen.
Tijdens het directeurschap van Alexander Vosmaer werkte de fabriek voor het eerst zonder verlies. De in 1892 aangetreden directeur Alexander Vosmaer zorgde weliswaar spoedig voor technisch en artistiek veel betere producten,De fabriek maakte onder meer tegeltableaus voor het Stedelijk Museum in Amsterdam en liet zich sterk inspireren door de Britse arts and crafts-stijl. Vazen, pendules, schotels en kruiken werden gedecoreerd met landelijke idylles waarin watervogels en kikkers, zonnebloemen en klaprozen ten tonele kwamen. De decors werden door meesterschilders en hun gezellen ontwikkeld. Inspiratie en kennis werd gevonden in het open veld, aan de Haagse academie of door studie van internationale plaatwerken.
De fabriek teerde voort op zijn ontwerpstijl, met dat verschil dat de kleuren donkerder werden, waardoor de decors min of meer dichtslibden. De dan ontstane voorwerpen missen dan ook de intensiteit en frisheid die zo kenmerkend zijn voor de ontwerpen van Colenbrander.De plateelbakkerij was dus gedwongen om een alternatieve koers te gaan varen.
Tijdens het directeurschap van Alexander Vosmaer werkte de fabriek voor het eerst zonder verlies. De in 1892 aangetreden directeur Alexander Vosmaer zorgde weliswaar spoedig voor technisch en artistiek veel betere producten,De fabriek maakte onder meer tegeltableaus voor het Stedelijk Museum in Amsterdam en liet zich sterk inspireren door de Britse arts and crafts-stijl. Vazen, pendules, schotels en kruiken werden gedecoreerd met landelijke idylles waarin watervogels en kikkers, zonnebloemen en klaprozen ten tonele kwamen. De decors werden door meesterschilders en hun gezellen ontwikkeld. Inspiratie en kennis werd gevonden in het open veld, aan de Haagse academie of door studie van internationale plaatwerken.
Toch zag Alexander in dat alleen een echt artistiek talent de tijden van Colenbrander zou kunnen doen herleven. Twee jaar later trok hij daarom J. Jurriaan Kok (1861-1919) als esthetisch adviseur aan. Toen Vosmaer in 1895 wegens fraude was ontslagen, werd Jurriaan Kok tot algemeen directeur benoemd. Al gauw wist hij de fabriek tot verdere artistieke en financiële bloei te brengen.
Had men voorheen de winsten verwacht (maar niet verkregen) van de fabricage van tegels voor de bouwnijverheid, onder zijn bewind keerde men terug naar het uitgangspunt en vervaardigde men weer uitsluitend kunstkeramiek, weliswaar met gebruikswaarde, maar géén massaproductie. Zowel de keramische kwaliteit als de decoraties werden beter. Deze decors waren levendiger, met vogels, vissen, soms in combinatie met bloemen, dit in tegenstelling tot de voorgaande donkere bloemendecors.
Na jaren van stil experiment trad Jurriaan plotseling naar buiten met eierschaalporselein, dat zo verfijnd en zo dun was, dat het nauwelijks nog gebruikswaarde had. Theepotdeksels namen de vorm van zeepschuimvlokken aan en handvatten groeiden als grillige stengels uit de doorschijnende vormen omhoog. Stoere decoraties maakten plaats voor vederlichte scènes met volièrevogels, disteltakken en draken die tweedimensionaal tegen een roomwitte achtergrond waren aangebracht en daarmee contrasteerden. Dit alles geïnspireerd op de Japanse prentkunst. Het succes van dit roomwitte porselein zorgde voor veel navolgers als de Goudse plateelbakkerijen Regina en Zuid-Holland.
Na jaren van stil experiment trad Jurriaan plotseling naar buiten met eierschaalporselein, dat zo verfijnd en zo dun was, dat het nauwelijks nog gebruikswaarde had. Theepotdeksels namen de vorm van zeepschuimvlokken aan en handvatten groeiden als grillige stengels uit de doorschijnende vormen omhoog. Stoere decoraties maakten plaats voor vederlichte scènes met volièrevogels, disteltakken en draken die tweedimensionaal tegen een roomwitte achtergrond waren aangebracht en daarmee contrasteerden. Dit alles geïnspireerd op de Japanse prentkunst. Het succes van dit roomwitte porselein zorgde voor veel navolgers als de Goudse plateelbakkerijen Regina en Zuid-Holland.
Dit porselein werd voor het eerst tentoongesteld op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900. De belangstelling was enorm, en verschillende musea gingen over tot aankoop.
De waardering voor deze vinding was groot en werd o.a. tot uitdrukking gebracht door het verlenen van het predicaat "Koninklijke" aan de fabriek op 31 october 1900. Sedertdien voerde de firma de naam N.V. Koninklijke Porselein- en Aardewerkfabriek "Rozenburg".
In het eerste decennium van 1900 begon de verkoop terug te lopen Torenhoge investeringen, toenemend plagiaat en een gemis aan innovatieve ontwerpers maakten die roem echter broos en fragiel. Om de dalende omzet tegen te gaan, werd een nieuw product op de markt gebracht, het incruust-aardewerk. Een veelkleurig gres (een tussenvorm tussen aardewerk en porselein) dat tegen weersinvloeden bestand was, waarvan vooral tegeltableaus voor wandversieringen gemaakt werden. Het was vooral Jan Toorop, een goede vriend van Jurriaan Kok, die jarenlang vol enthousiasme met dit smeuïge materiaal werkte.En toen dat niets opleverde probeerde men het in 1910 met het Juliana-aardewerk. De teloorgang bleek echter niet te stuiten
Het aftreden als directeur door Jurriaan Kok in 1913 (wegens zijn benoeming tot wethouder van 's-Gravenhage) en de onmogelijkheid een geschikte opvolger te vinden, deden de commissarissen overwegen de aandeelhouders een liquidatieadvies te geven. Het besluit tot liquidatie viel op 8 augustus 1914 toen de pas uitgebroken wereldoorlog de toevoer van grondstoffen afsloot. Half augustus werd de fabriek gesloten, de voorraden en het gebouw met de grond werden verkocht. Dit laatste werd in 1915 aan de gemeente 's-Gravenhage aangeboden, maar die vond de vraagprijs 90.000 florijnen te hoog. In 1917 werd het pand door het Rijk gekocht voor ca. 77.000 gulden.
De waardering voor deze vinding was groot en werd o.a. tot uitdrukking gebracht door het verlenen van het predicaat "Koninklijke" aan de fabriek op 31 october 1900. Sedertdien voerde de firma de naam N.V. Koninklijke Porselein- en Aardewerkfabriek "Rozenburg".
In het eerste decennium van 1900 begon de verkoop terug te lopen Torenhoge investeringen, toenemend plagiaat en een gemis aan innovatieve ontwerpers maakten die roem echter broos en fragiel. Om de dalende omzet tegen te gaan, werd een nieuw product op de markt gebracht, het incruust-aardewerk. Een veelkleurig gres (een tussenvorm tussen aardewerk en porselein) dat tegen weersinvloeden bestand was, waarvan vooral tegeltableaus voor wandversieringen gemaakt werden. Het was vooral Jan Toorop, een goede vriend van Jurriaan Kok, die jarenlang vol enthousiasme met dit smeuïge materiaal werkte.En toen dat niets opleverde probeerde men het in 1910 met het Juliana-aardewerk. De teloorgang bleek echter niet te stuiten
Het aftreden als directeur door Jurriaan Kok in 1913 (wegens zijn benoeming tot wethouder van 's-Gravenhage) en de onmogelijkheid een geschikte opvolger te vinden, deden de commissarissen overwegen de aandeelhouders een liquidatieadvies te geven. Het besluit tot liquidatie viel op 8 augustus 1914 toen de pas uitgebroken wereldoorlog de toevoer van grondstoffen afsloot. Half augustus werd de fabriek gesloten, de voorraden en het gebouw met de grond werden verkocht. Dit laatste werd in 1915 aan de gemeente 's-Gravenhage aangeboden, maar die vond de vraagprijs 90.000 florijnen te hoog. In 1917 werd het pand door het Rijk gekocht voor ca. 77.000 gulden.
Groeten,
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten