donderdag 21 september 2023

Meißner Porzellan.

Was het eerste echte porselein van Europese bodem dat kon wedijveren met het reeds twee millennia eerder ontwikkeld Chinese porselein.  

De allereerste fabriek ging van start in de Albrechtsburg in Meißen. Vanaf haar oprichting in 1710 tot in 1863 werden in dit mooie slot talrijke prachtige, waardevolle en vaktechnisch hoogstaande creaties  geproduceerd die bestemd waren voor de beter begoeden … zeg maar de rijken der aarde. 

Door de snelle expansie van dit wereldwijd gerenomeerd bedrijf moest men al gauw op zoek naar een andere fabriekslocatie … deze werd gevonden in Meißen-Triebischtal. Tot op de dag van vandaag wordt op deze site ‘het witte goud’ zoals men dit soort van porselein wel eens noemt met groot vakmanschap vervaardigd.  

Een stukje gereduceerde geschiedenis.  

In het begin van de 18e eeuw beweerde de alchemist Johann Friedrich Böttger dat hij goud kon maken uit onedel metaal. Toen dit de Pools-Saksische keurvorst ‘Augustus II de Sterke’ in Dresden ter ore kwam, liet hij Böttger opsluiten in het Maagdenbastion en gaf hij hem de opdracht zijn aanlokkelijke uitspraak daadwerkelijk te bewijzen. 

Na een paar jaar werd Johann Friedrich Böttger door Ehrenfried Walther von Tschirnhaus ervan overtuigd om deel te nemen aan zijn pogingen om porselein te produceren. Hij begon dus eind september 1707 mee te werken aan porseleinonderzoek.

De experimenten leidden in 1708 tot de uitvinding van het Europees porselein. Als gevolg van deze ontdekking werd er op 23 januari 1710 een decreet afgekondigd door de Poolse koning ‘August II de Sterke’ (zelf porseleingek) waarin men publiekelijk de oprichting van een ‘Koninklijk Pools-Saksische Porseleinfabriek’ aankondigde. Deze zou van start gaan in de Albrechtsburg te Meißen. 

Hij nam meteen ook een patent op het bereidingsproces van deze nieuwe porseleinsoort en trachtte dit ten aller tijde geheim te houden … maar dat lukte hem niet. De ontsnapte arcanist Samuel Stöltzel droeg de receptuur over aan de in 1718 opgestartte Weense porseleinfabriek.  

In het witte porselein dat men er aanvankelijk produceerde ontbrak veldspaat waardoor er een heel hoog foutpercentage in het bakproces ontstond. Maar door toevoeging van kaolien dat voor hardheid en transparantie zorgde kon dit euvel worden verholpen.  

Naast de uitgebreide productie van ceremonieel en decoratief serviesgoed voor de behoeften van het hof van Dresden, werden er ook: vazen, snuifdozen, satirische, mythologische, allegorische en ceremoniële figuren gemaakt voor representatieve en decoratieve doeleinden. 

Modelbouwer van dienst tot in 1731 was Johann Gottlieb Kirchner, bekend om zijn grote witte dierfiguren. Daarna bepaalde zijn collega en opvolger Johann Joachim Kändler niet alleen de ontwikkeling van de figuursculptuur in Meißen, maar ook een generatie lang die van andere Duitse fabrieken. 

Porselein werd al snel een symbool van macht en rijkdom. 

Vanaf 1731 werden de gekruiste blauwe zwaarden (terug te vinden in het Saksische wapenschild) het kwaliteitsmerk voor producten die de manufactuur verlieten.   

Favoriete decormotieven waren destijds pastorale taferelen en chinoiserieën. 
Rond 1740 werden ze vervangen door ‘Duitse bloemen’ en ook het zogenaamde uienpatroon in onderglazuurblauw behoorde tot de nieuwigheden.  

De Koninklijke Porseleinfabriek beleefde van 1774 tot 1814 een heropleving onder graaf Camillo Marcolini. De kleurrijk versierde kleine sculpturen gemaakt door de Franse beeldhouwer en modelmeester van de fabriek Michel Victor Acier (1736–1799) en zijn collega Johann Carl Schönheist (1736-1799) waren zeer in trek. Er werden ook biscuitfiguren gemaakt, sommige gebaseerd op klassieke modellen.   

In 1806 werd deze fabriek overgedragen van de eigendom van de kroon naar de eigendom van de Saksische schatkist als de "Koninklijke Saksische Porseleinfabriek Meissen".   Als onderdeel van de grondwettelijke vernieuwing van het staatseigendom heette het bedrijf vanaf 1918 ‘Staatporseleinfabriek Meissen’. In de voormalige DDR was de fabriek een staatsbedrijf.   

Pas na de Eerste Wereldoorlog onder leiding van Max Adolf Pfeiffer bloeide het bedrijf weer op. Pfeiffer concentreerde zich op de artistieke ontwikkeling van het modellengamma en huurde de schilder en beeldhouwer Paul Scheurich in, wiens porseleinen sculpturen wereldwijde erkenning kregen.  
Daarnaast werden freelancekunstenaars als Max Esser, Ernst Barlach en Gerhard Marcks ingehuurd, wier creaties vandaag de dag nog steeds deel uitmaken van het productieprogramma. Het eenvoudige en heerlijk elegante servies van Paul Börner stond model voor veel porseleinfabrieken in Europa.  

Hoewel het militaire bestuur van de Sovjet-Unie de fabriek na 1945 volledig liet ontmantelen, herstelden de bedrijfsomstandigheden van de vooroorlogse jaren zich. Zij werd de achtste grootste verdiener van buitenlandse valuta in de DDR.   

Een jaar na de hereniging van beide Duitslanden in 1990 opereerde dit bedrijf onder de naam “Staatliche Porzellan-Manufaktur Meissen GmbH”, waarvan de aandeelhouder de Vrijstaat Saksen is.  

Het bedrijf doorstond de hevige concurrentie met het buitenland.  Het productieprogramma was voornamelijk gebaseerd op klassieke modellen uit de 18e eeuw. Vanaf dat moment tot op de dag van vandaag blijft Meissen producten produceren op basis van dit 18e-eeuws design.   

Een bezoek aan het Meissen Porcelain Foundation Museum is meer dan de moeite waard. Men vind er een uitgebreide collectie die meer dan 300 jaar productiegeschiedenis omvat. Verschillende exposities tonen het werk van Europa's oudste porseleinfabrikant o.a. Kaendler's luxueuze ‘zwanenservies’ uit de 18e eeuw … allerhande unieke Meissen-stukken … de ontwikkeling van de Europese tafel- en eetcultuur in parallel met deze van Meissen en vele andere prachtige creaties.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten