Afstammende uit een Belgische pottenbakkersfamilie, vestigde hij zich aanvankelijk als pijpenmaker en keramist te Wazemmes (1862), een voorstad van Lille (Noord-Frankrijk) ... in de wijk ‘Klein België’, rue Juliers nr.20.
In 1864 verhuisde hij met zijn bedrijf naar Fives-Lille, rue Malakoff nrs. 2 & 57.
De zaken liepen er voorspoedig en Gustaaf bouwde al snel een fabriek op de hoek van de rue du Maréchal Mortier nr.15 en de rue Sainte Aldegonde te Fives Lille. In 1870 vestigde hij zich met zijn gezin in de rue de l'Espérance 22, deze straat grensde aan zijn fabriek.
Hij was de derde uit een gezin met vier kinderen, vader Denis De Bruyn en moeder Marie Anne Tielens. Al deze kinderen traden in de voetsporen van hun vader, grootvader Martin en overgrootvader Jean Bernard als pottenbakker en faïencier. Gustaaf trad in het huwelijk met Marie Weber en samen hadden zij twaalf kinderen. Vier van deze kinderen werden later werknemer in zijn fabriek.
In 1885 nam Gustave De Bruyn een uitvinderspatent op een nieuw soort vernis zonder loodoxyde … dit was een grote stap vooruit op het gezondheidsvlak van zijn werknemers, de productie van decoratieve faïence tegels en stenen nam meer en meer toe.
Op de wereldtentoonstelling van 1889 te Parijs, ontving het bedrijf een zilveren medaille, het verfijnde sier- en gebruiksgoed in faïence wist men er blijkbaar zeer te smaken.
In datzelfde jaar nam hij ook de fabriek van Clerc & Taupin over te Allone (Beauvais), men maakte er decoratief steengoed. Hij moderniseerde dit bedrijf ingrijpend en liet het welvarend achter aan Paul Gréber ... een keramist uit Beauvais.
De zaken liepen er voorspoedig en Gustaaf bouwde al snel een fabriek op de hoek van de rue du Maréchal Mortier nr.15 en de rue Sainte Aldegonde te Fives Lille. In 1870 vestigde hij zich met zijn gezin in de rue de l'Espérance 22, deze straat grensde aan zijn fabriek.
Hij was de derde uit een gezin met vier kinderen, vader Denis De Bruyn en moeder Marie Anne Tielens. Al deze kinderen traden in de voetsporen van hun vader, grootvader Martin en overgrootvader Jean Bernard als pottenbakker en faïencier. Gustaaf trad in het huwelijk met Marie Weber en samen hadden zij twaalf kinderen. Vier van deze kinderen werden later werknemer in zijn fabriek.
In 1885 nam Gustave De Bruyn een uitvinderspatent op een nieuw soort vernis zonder loodoxyde … dit was een grote stap vooruit op het gezondheidsvlak van zijn werknemers, de productie van decoratieve faïence tegels en stenen nam meer en meer toe.
Op de wereldtentoonstelling van 1889 te Parijs, ontving het bedrijf een zilveren medaille, het verfijnde sier- en gebruiksgoed in faïence wist men er blijkbaar zeer te smaken.
In datzelfde jaar nam hij ook de fabriek van Clerc & Taupin over te Allone (Beauvais), men maakte er decoratief steengoed. Hij moderniseerde dit bedrijf ingrijpend en liet het welvarend achter aan Paul Gréber ... een keramist uit Beauvais.
Valentine … de kleindochter van Gustaaf huwde met Alfred Van Overstraeten. Deze bezat samen met zijn vader de tegelfabriek ‘Léon De Smet’ te Canteleu … deze familieband zorgde voor een nauwere samenwerking tussen deze twee bedrijven.
In 1902 kocht hij de hoeve ‘Stien’ aan, gelegen rue de Lannoy nr. 54 te Fives.
De oppervlakte van de fabriek bedroeg toen 13 793 m2 en telde toen zowat 150 werknemers.
Men produceerde er allerlei sier- en gebruiksaardewerk in majolica en barbotine.
Vazen, cache pots, jardinières, schalen, urnen, zuilen, sokkels, appliques, paraplubakken, rookstellen, borden voor fruit, dessert, asperges, artisjokken, oesters en escargots.
Aardewerken bewaarpotten voor oliën en bijtende producten.
Toebehoren voor scheidkundigen, apothekers en fotografen..
Men kon er ook allerlei porselein laten decoreren met portretten ter gelegenheid van bijzondere jubilea.
Op maat gemaakte keramische voorwerpen voor architecturaal en artistiek gebruik.
Tabaks- ,kruiden- en theepotten, kruiken, spaarpotten, bloemschalen, plantenhangers, schouwgarnituren ... enzovoort.
Het alom bekende fabrieksmerk was een scheepsanker ... met ingewerkte D en B dat aangebracht werd op de onderzijde van elk object samen met het modelnummer.
Louis Majorelle, Hector Guimard en René Lalique ontwierpen zelfs verschillende modellen voor dit bedrijf … helaas werden deze niet door hen getekend.
Zijn kinderen Émile, Adrien en Gustave zaten het bedrijf na de dood van hun vader in 1916 te Lille verder.
In 1917 werd de fabriek gedeeltelijk door een brand verwoest.
In 1944 overleed Adrien … de twee overblijvende broers zaten het bedrijf verder, Emile was ondertussen al 78 jaar geworden.
In 1950 werd de fabriek verkocht aan verschillende geïnteresseerden, namelijk de ‘sarl Faïencerie artistique et Poterie culinaire de Fives-Lille’ ... ‘les Etablissements Jules Boucherie et Cie’ en een laatste deel aan Jean-Marie Delcourt.
De productie werd nog een ruim decenium verder gezet met een twintigtal werknemers … de definitieve stopzetting van deze faïencerie vond plaats op 18 april 1962.
Men produceerde er allerlei sier- en gebruiksaardewerk in majolica en barbotine.
Vazen, cache pots, jardinières, schalen, urnen, zuilen, sokkels, appliques, paraplubakken, rookstellen, borden voor fruit, dessert, asperges, artisjokken, oesters en escargots.
Aardewerken bewaarpotten voor oliën en bijtende producten.
Toebehoren voor scheidkundigen, apothekers en fotografen..
Men kon er ook allerlei porselein laten decoreren met portretten ter gelegenheid van bijzondere jubilea.
Op maat gemaakte keramische voorwerpen voor architecturaal en artistiek gebruik.
Tabaks- ,kruiden- en theepotten, kruiken, spaarpotten, bloemschalen, plantenhangers, schouwgarnituren ... enzovoort.
Het alom bekende fabrieksmerk was een scheepsanker ... met ingewerkte D en B dat aangebracht werd op de onderzijde van elk object samen met het modelnummer.
Louis Majorelle, Hector Guimard en René Lalique ontwierpen zelfs verschillende modellen voor dit bedrijf … helaas werden deze niet door hen getekend.
Zijn kinderen Émile, Adrien en Gustave zaten het bedrijf na de dood van hun vader in 1916 te Lille verder.
In 1917 werd de fabriek gedeeltelijk door een brand verwoest.
In 1944 overleed Adrien … de twee overblijvende broers zaten het bedrijf verder, Emile was ondertussen al 78 jaar geworden.
In 1950 werd de fabriek verkocht aan verschillende geïnteresseerden, namelijk de ‘sarl Faïencerie artistique et Poterie culinaire de Fives-Lille’ ... ‘les Etablissements Jules Boucherie et Cie’ en een laatste deel aan Jean-Marie Delcourt.
De productie werd nog een ruim decenium verder gezet met een twintigtal werknemers … de definitieve stopzetting van deze faïencerie vond plaats op 18 april 1962.
De fabrieksterreinen werden in 1966 door stad Lille aangekocht om er een college op te richten.
In 1969 werden de oude fabrieksgebouwen afgebroken, de dynamitering in 1970 van de laatste hoge ovenschoorsteen zette achter dit alles ... 'un point final'.
Groeten,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten