In 1898 richt de Goudse pottenbakker Adrianus Jonker samen met Egbert Estié uit Purmerend de 'Plateelbakkerij Zuid-Holland - E. Estié & Co' op.
Estié bracht zijn vakkenis en materialen in en Jonker leverde het kapitaal.
Dit nieuwe bedrijf kocht voor 25 000 florijnen de aardewerkfabriek 'Het Hert' op van de familie Jonker ... aan de Raam te Gouda.
Reeds in 1903 werd de samenwerking tussen Jonker en Estié ontbonden en werd zakenman C. Hoyng de nieuwe eigenaar. De naam werd gewijzigd in 'n.v. Plateelbakkerij Zuid-Holland'.
In 1930 verkreeg het bedrijf het predicaat ‘Koninklijk’ en de officiële naam werd dan 'n.v. Koninklijke Plateelbakkerij Zuid-Holland'.
Bij deze plateelfabriek werd vanaf 1910 het zogenaamde ‘matplateel’ vervaardigd, een groot commercieel succes, maar door de kunstcritici van die tijd werd het neergesabeld.
Directeur Willy Hoyng reageerde hierop door in de jaren ’20 artistiek leider Leen J. Muller alle gelegenheid te geven om zich bezig te houden met een nieuwe vorm van kunstkeramiek. Uit Breda werd de glazuurdeskundige Herman Verlée aangetrokken, gespecialiseerd in internationaal populaire, oosterse kunstglazuren.
Uit de eigen fabriek kregen kunstenaars als Willem Muller, Fons Decker en Eta Lempke de ruimte om te experimenteren met nieuwe modellen en glazuren ... maar er werden ook kunstenaars van buitenaf aangetrokken, zoals: Amp Smit en Jan Schonk.
Decennia lang had de P.Z.H. met verfijnde vormen en gestileerd figuratieve of abstracte decors mede het gezicht van de Nederlandse art nouveau en art deco bepaald.
Vanaf 1931 zette de fabriek een heel andere trend in.
Vanaf 1931 zette de fabriek een heel andere trend in.
Uit nood werd een nieuwe stijl geboren. Met name Fons Decker kwam tot zeer verrassende vormexperimenten. Bestaande vormen werden door hem grillig vervormd. Een en ander moest echter ook nog gedecoreerd worden. Door het wegvallen van de plateelschilders tijdens de crisisjaren moest directeur Willem (roepnaam Willy) Albert Hoyng met de overgebleven kleine staf een antwoord vinden op de vraag: Hoe?
Onder leiding van Leen Muller was in de periode 1927-1928 bij de Afdeling Kunstnijverheid al op een bescheiden schaal geëxperimenteerd geweest met spuitglazuren.
In juli 1928 werd een presentatie hiervan in Den Bosch door de media zeer geprezen, plotseling was er grote vraag naar deze nieuwe glazuurtechniek.
Voortouw in dit onderzoek nam Herman Verlée, chef van het glazuurlaboratorium en naaste medewerker van Hoyng. In het laboratorium van de P.Z.H. had Verlée de zorg voor de kwaliteit van de bestaande kleimassa´s, glazuren en verven. Samen met bedrijfsleider Willem Muller ontwikkelde hij al experimenterend het nieuwe abstract-expressionistische decor ‘Muvelee’.
Naast het Muvelee-decor lanceerde de P.Z.H. stroom- en spuitglazuren van het kunstaardewerk waarbij op een eerst ingebrande effen ondergrond in een rijk geschakeerd palet steeds geëxperimenteerd werd met aan dat fond verwante kleuren.
Vanaf 1903 was er ook een productie van serviezen, eerst voor de woning- en later voor de huishoud-keten van C. Hoyng. De serviezen van 'Plazuid' zijn in de jaren na 1935 toonaangevend en met een kwalitatief hoogwaardig design.
Ook na de Tweede Wereldoorlog floreert het bedrijf nog enige tijd, maar de concurrentie van de andere Goudse aardewerkbedrijven (vooral van Zenith en Goedewaagen) is groot. Net als Goedewaagen was 'Plazuid' bezig met het ontwikkelen van een nieuwe fabricagelijn voor porselein.
Ondanks de kwalitatief geslaagde lancering van nieuwe modellen en decors ging het bedrijfseconomisch steeds slechter met Gouda's belangrijkste plateelfabriek.
Redenen hiervoor waren de plotselinge dood van fabrieksdirecteur Willy Hoyng, decennialang de brugfiguur tussen het moederconcern met de chique huishoudwinkels van C. Hoyng & Co en de dochteronderneming PZH.
Ook met de hierboven genoemde winkelketen, gedurende tientallen jaren vaste afnemer van de PZH-productie, ging het niet goed. In 1956 werd besloten om de PZH af te stoten.
Op eigen benen gesteld was het bedrijf vermoedelijk nog steeds te duur en uitgerekend voor het toen zo populaire Retro-aardewerk ondervond de PZH concurrentie van tientallen kleinere en goedkopere aardewerkfabrieken in heel Nederland.
Anders dan haar Goudse concurrenten Goedewaagen en Regina lukte het de PZH ook niet meer om met moderne serviezen de markt te veroveren. Net als in 1929 werd een vergeefse poging gedaan om hoogwaardig porselein te gaan produceren. De mislukking daarvan leidde tot het voor personeel en de hele Goudse gemeenschap schokkende besluit om in 1964 uitstel van betaling aan te vragen bij de rechtbank.
Voortouw in dit onderzoek nam Herman Verlée, chef van het glazuurlaboratorium en naaste medewerker van Hoyng. In het laboratorium van de P.Z.H. had Verlée de zorg voor de kwaliteit van de bestaande kleimassa´s, glazuren en verven. Samen met bedrijfsleider Willem Muller ontwikkelde hij al experimenterend het nieuwe abstract-expressionistische decor ‘Muvelee’.
Naast het Muvelee-decor lanceerde de P.Z.H. stroom- en spuitglazuren van het kunstaardewerk waarbij op een eerst ingebrande effen ondergrond in een rijk geschakeerd palet steeds geëxperimenteerd werd met aan dat fond verwante kleuren.
Vanaf 1903 was er ook een productie van serviezen, eerst voor de woning- en later voor de huishoud-keten van C. Hoyng. De serviezen van 'Plazuid' zijn in de jaren na 1935 toonaangevend en met een kwalitatief hoogwaardig design.
Ook na de Tweede Wereldoorlog floreert het bedrijf nog enige tijd, maar de concurrentie van de andere Goudse aardewerkbedrijven (vooral van Zenith en Goedewaagen) is groot. Net als Goedewaagen was 'Plazuid' bezig met het ontwikkelen van een nieuwe fabricagelijn voor porselein.
Ondanks de kwalitatief geslaagde lancering van nieuwe modellen en decors ging het bedrijfseconomisch steeds slechter met Gouda's belangrijkste plateelfabriek.
Redenen hiervoor waren de plotselinge dood van fabrieksdirecteur Willy Hoyng, decennialang de brugfiguur tussen het moederconcern met de chique huishoudwinkels van C. Hoyng & Co en de dochteronderneming PZH.
Ook met de hierboven genoemde winkelketen, gedurende tientallen jaren vaste afnemer van de PZH-productie, ging het niet goed. In 1956 werd besloten om de PZH af te stoten.
Op eigen benen gesteld was het bedrijf vermoedelijk nog steeds te duur en uitgerekend voor het toen zo populaire Retro-aardewerk ondervond de PZH concurrentie van tientallen kleinere en goedkopere aardewerkfabrieken in heel Nederland.
Anders dan haar Goudse concurrenten Goedewaagen en Regina lukte het de PZH ook niet meer om met moderne serviezen de markt te veroveren. Net als in 1929 werd een vergeefse poging gedaan om hoogwaardig porselein te gaan produceren. De mislukking daarvan leidde tot het voor personeel en de hele Goudse gemeenschap schokkende besluit om in 1964 uitstel van betaling aan te vragen bij de rechtbank.
In 1965 wordt de fabriek gesloten en failliiet verklaard.
Bekende kunstenaars (ontwerpers) zoals: Theo Colenbrander, Chris Van der Hoef, Bert Nienhuis, Cornelis De Lorm, Henri Breetvelt, Jan van Schaik, Louis Bogtman, Erich Wichmann, Hendricus Jansen van Galen, Gerda van der Velde, Jaap Gidding, Bernard Richters en Tjipke Visser werkten voor deze fabriek.
Groeten,
Meindert
Bekende kunstenaars (ontwerpers) zoals: Theo Colenbrander, Chris Van der Hoef, Bert Nienhuis, Cornelis De Lorm, Henri Breetvelt, Jan van Schaik, Louis Bogtman, Erich Wichmann, Hendricus Jansen van Galen, Gerda van der Velde, Jaap Gidding, Bernard Richters en Tjipke Visser werkten voor deze fabriek.
Groeten,
Meindert
Hallo Meindert, Ik ben benieuwd of je nog actief bent met je blog. Ik zou graag informatie uitwisselen. IK ben zelf bezig de vroege serviezen van Plazuid in kaart te brengen aan de hand van het servies met decor Juliette. Misschien heb jij nog informatie die daarbij kan helpen. Zie www.kunst.zinnig.nl
BeantwoordenVerwijderenAnnet Keijzer