Toen werden er heel wat porseleinfabrieken opgericht ... aan een van hen heeft het nu nog bestaande etablissement Demeuldre te #Elsene haar bestaan te danken.
Kort voordien was er aan zijn vennootschap (1824) met Frédéric Faber, een befaamd porseleinschilder en etser, die in 1818 op aandringen van koning Willem I der Nederlanden een porseleinmanufactuur overnam op het nummer 41 aan de Etterbeekse steenweg nu Waverse steenweg, een einde gekomen.
Deze twee werkten nochtans prachtig samen … maar de Belgische revolutie met als gevolg een scheiding tussen Nederland en België stak stokken in de wielen.
Na de dood van Faber in 1844 werd dit bedrijf overgenomen door zijn twee zonen en in 1849 nam het familiebedrijf #Cappelmans uit #Halle (faïencerie Jemappes) de zaak over.
Windisch vestigde zich vrijwel rechtover de fabriek van zijn voormalige vennoot op het nummer 183 aan de Etterbeekse steenweg … nu Waverse steenweg nummers 141 -143 … in de lokalen van de voormalige herberg ‘Au mayeur Cabaret’ die ook dienst deden als depot voor goederen waar men geen stadsrechten wou voor betalen.
Hij werd gefinancierd door Jean-Jacques Coché-Mommens, hoofdredacteur en eigenaar van de krant Le Courrier des Pays-Bas die een rol had gespeeld in de onafhankelijkheid van België en die niet ver daarvandaan een landhuis bezat.
Na de dood van Windisch in 1842 nam Jean-Jacques Coché-Mommens de leiding van de fabriek tijdelijk over. Hij trok de Franse porseleinfabrikant Michel-Antoine Caillet aan (deze was getrouwd met de weduwe van zijn overleden broer Nicolas).
De nieuwe directeur voegde aan de fabriek een schildersatelier toe, geleid door Jean-Ambroise Duprest, eveneens een Fransman en zette de productie negen jaar verder in de geest van Windisch.
In 1852 werd de onderneming overdragen aan de dochter van Jean-Jacques …Chantal Coché (gehuwd met Emile Vermeren). Emile had een ondernemende geest en liet ondermeer een tweede grote oven bijbouwen.
Onder hun leiding werd de fabriek gemoderniseerd en kende ze een grote bloei. Ze verwierven de handelsfondsen van verschillende belangrijke porselein- en kristalfabrikanten en werden zo de Belgische vertegenwoordigers van grote buitenlandse manufacturen.
In 1869 werd Chantal Vermeren-Coché weduwe (Emile overleed op 47-jarige leeftijd), ze stond nu alleen aan het hoofd van een grote onderneming die een zestigtal personen te werk stelde.
Naast de fabriek kwam er in 1874 nog een tentoonstellingsruimte bij die de productie van heel wat grote Europese porseleinmerken verdeelde: Limoges, Wedgwood, Kopenhagen, Berlijn en Meissen. Maar ook kristal en glaswerk van Val-Saint-Lambert, Baccarat, Saint-Louis en Daum werden er verkocht.
Later kreeg zij voor haar groot ondernemerschap als pioniersvrouw de medaille van het Franse 'Légion d’Honneur'.
In 1901 legateerde ze de manufactuur aan haar nicht Marthe Coché en diens echtgenoot Louis Demeuldre (militair).
Louis Demeuldre verdiepte zich in de kunst van het porselein maken en maakte hiervoor talrijke studiereizen naar Frankrijk, Beieren en Berlijn. Hij breidde vooral de activiteiten van de afdelingen architecturale keramiek en elektrotechnisch materiaal uit. Tot dan toe had de fabriek vooral naam gemaakt met de productie van tafel- en toiletserviezen.
Zij hadden talrijke contacten met art-nouveau-architecten als Victor Horta, Paul Saintenoy en Maurice Bisschops. Deze laatste kreeg in 1905 de opdracht om gebouwen te moderniseren en een nieuwe gevel annex vitrine voor de kleinhandel te ontwerpen.
De manufactuur kende met al haar aangeboden producten een groot succes op internationale tentoonstellingen en onderscheidde zich door de vruchtbare samenwerking met befaamde kunstenaars als de beeldhouwers: Isidore De Rudder, Alfred Crick en Julien Dillens.
Ze produceerde ook veel decoratief porselein en aardewerk voor Brusselse gebouwen, onder meer de tegels van de gevel van het voormalige warenhuis Old England op de Hofberg (architect Paul Saintenoy, 1899).
In 1930 kocht de onderneming de machines van de in moeilijkheden verkerende porseleinfabrikanten in Limoges.
De nieuwe directeur voegde aan de fabriek een schildersatelier toe, geleid door Jean-Ambroise Duprest, eveneens een Fransman en zette de productie negen jaar verder in de geest van Windisch.
In 1852 werd de onderneming overdragen aan de dochter van Jean-Jacques …Chantal Coché (gehuwd met Emile Vermeren). Emile had een ondernemende geest en liet ondermeer een tweede grote oven bijbouwen.
Onder hun leiding werd de fabriek gemoderniseerd en kende ze een grote bloei. Ze verwierven de handelsfondsen van verschillende belangrijke porselein- en kristalfabrikanten en werden zo de Belgische vertegenwoordigers van grote buitenlandse manufacturen.
In 1869 werd Chantal Vermeren-Coché weduwe (Emile overleed op 47-jarige leeftijd), ze stond nu alleen aan het hoofd van een grote onderneming die een zestigtal personen te werk stelde.
Naast de fabriek kwam er in 1874 nog een tentoonstellingsruimte bij die de productie van heel wat grote Europese porseleinmerken verdeelde: Limoges, Wedgwood, Kopenhagen, Berlijn en Meissen. Maar ook kristal en glaswerk van Val-Saint-Lambert, Baccarat, Saint-Louis en Daum werden er verkocht.
Later kreeg zij voor haar groot ondernemerschap als pioniersvrouw de medaille van het Franse 'Légion d’Honneur'.
In 1901 legateerde ze de manufactuur aan haar nicht Marthe Coché en diens echtgenoot Louis Demeuldre (militair).
Louis Demeuldre verdiepte zich in de kunst van het porselein maken en maakte hiervoor talrijke studiereizen naar Frankrijk, Beieren en Berlijn. Hij breidde vooral de activiteiten van de afdelingen architecturale keramiek en elektrotechnisch materiaal uit. Tot dan toe had de fabriek vooral naam gemaakt met de productie van tafel- en toiletserviezen.
Zij hadden talrijke contacten met art-nouveau-architecten als Victor Horta, Paul Saintenoy en Maurice Bisschops. Deze laatste kreeg in 1905 de opdracht om gebouwen te moderniseren en een nieuwe gevel annex vitrine voor de kleinhandel te ontwerpen.
De manufactuur kende met al haar aangeboden producten een groot succes op internationale tentoonstellingen en onderscheidde zich door de vruchtbare samenwerking met befaamde kunstenaars als de beeldhouwers: Isidore De Rudder, Alfred Crick en Julien Dillens.
Ze produceerde ook veel decoratief porselein en aardewerk voor Brusselse gebouwen, onder meer de tegels van de gevel van het voormalige warenhuis Old England op de Hofberg (architect Paul Saintenoy, 1899).
In 1930 kocht de onderneming de machines van de in moeilijkheden verkerende porseleinfabrikanten in Limoges.
In 1933 na de dood van Louis Demeuldre, bleef zijn echtgenote Marthe het familiebedrijf leiden, daarbij geholpen door haar geadopteerde neef Henry (zoon van de jongste broer van haar man die in de oorlog was omgekomen). Deze moderniseerde het fabricageproces door kolenovens te vervangen door gasovens en zijn eigen porseleinpâte te maken.
Begin tweede wereldoorlog werd Henry oorlogsvrijwilliger … de productie van porselein kwam in grote moeilijkheden en rendeerde nauwelijks nog.
Een omvorming tot p.v.b.a. Demeuldre in 1941 kon hieraan weinig veranderen.
Gefnuikt door uitbreidingsmoeilijkheden van de fabriek in stedelijk gebied en een tekort aan gespecialiseerde medewerkers, getriggerd door de renovatie en snelle wederopbouw van Franse en Duitse fabrieken na de oorlog moest de productieafdeling uiteindelijk stoppen in 1953.
Begin tweede wereldoorlog werd Henry oorlogsvrijwilliger … de productie van porselein kwam in grote moeilijkheden en rendeerde nauwelijks nog.
Een omvorming tot p.v.b.a. Demeuldre in 1941 kon hieraan weinig veranderen.
Gefnuikt door uitbreidingsmoeilijkheden van de fabriek in stedelijk gebied en een tekort aan gespecialiseerde medewerkers, getriggerd door de renovatie en snelle wederopbouw van Franse en Duitse fabrieken na de oorlog moest de productieafdeling uiteindelijk stoppen in 1953.
Men verkocht enkel nog wit ingevoerd porselein uit Limoges dat gedecoreerd en gepersonaliseerd werd ‘au tête du cliënt’. kristal, glaswerk en edelsmeedwerk. Men kon er heelwat vinden voor de uitzet van jonggehuwden … zo ontstonden de eerste huwelijkslijsten. Doorheen al die jaren wist dit bedrijf een trouw, chic, ja zelfs koninklijk cliënteel op te bouwen.
De ateliers werden rond 1960 gesloopt, alleen de winkel (1905) en de tentoonstellingszaal (1870) bleven bewaard, in 1997 werden deze zelfs geklasseerd.
In 1983 overleed Henry Demeuldre, zijn vrouw en zijn twee dochters Chantal en Françoise zaten het bedrijf verder.
Vanaf 1997 is de directie in handen van Françoise en haar man Michel Verbruggen tot op de dag van vandaag.
Het gerenommeerde bedrijf wil opnieuw aansluiten met de vroegere ambachtelijke traditie en bied plaats aan het atelier ‘Coperta’ waar kunstenaars, restaurateurs en porseleinschilders aan de slag gaan met oude en nieuwe porseleinen objecten allerhande. Bovendien kan men in het kader van hun aanbod ook kook- en wijncursussen volgen.
Groeten,
Meindert
Het gerenommeerde bedrijf wil opnieuw aansluiten met de vroegere ambachtelijke traditie en bied plaats aan het atelier ‘Coperta’ waar kunstenaars, restaurateurs en porseleinschilders aan de slag gaan met oude en nieuwe porseleinen objecten allerhande. Bovendien kan men in het kader van hun aanbod ook kook- en wijncursussen volgen.
Groeten,
Meindert
Geen opmerkingen:
Een reactie posten