zaterdag 27 juni 2015

#Châtelet #Bouffioulx bakermat van pottenbakkers.

Van in de tijd der Romeinen waren er al pottenbakkers in Châtelet-Bouffioulx aanwezig.
Archeologische opgravingen in de regio eind twintigste eeuw hebben hiervan het bewijs geleverd. 

In dertiende eeuw gaf de toenmalige heer van Châtelet, Pont-de-Loup en Bouffioulx aan een aantal regionale pottenbakkers het recht bijzonder geschikte kleilagen te ontginnen uit de bossen van zijn heerlijkheid, in ruil voor een jaarlijkse accijnsheffing.
Er mocht ook zeezout ingevoerd worden, nodig bij het bakproces. 
Dit zout werd tijdens het bakken in de oven gestrooid en verdampte er bij temperaturen tussen de 1100 °C en 1400°C, waarna het ontbond in zoutzuurgas en natriumoxide, deze laatste ging een verbinding aan met het in de klei aanwezige silicium, hieruit ontstond dan een perfecte waterdichte glazuurlaag op de aardewerken gebruiksvoorwerpen.

Aan brandstof voor de ovens geen nood, de bossen van hun heer leverden een ruime voorraad op. In de achttiende eeuw werd deze echter vervangen door steenkool met een grotere hittecapaciteit en in ruime mate aanwezig in de Waalse ondergrond.

Deze pottenbakkers verenigden zich in gilden.
Het bestuur werd jaarlijks op 26 december, de dag van hun patroonheilige Saint-Etienne herkozen. Begin zeventiende eeuw begon hun macht  en hun alleenrecht stilaan af te nemen.

Met de komst van het faïence-serviesgoed en de eerste grote manufacturen in de achttiende eeuw, raakte de productie van het gewone huishoudelijke steengoed in de verdringing.

Begin negentiende eeuw en opkomst van de industrialisatie, werd er in Châtelet en Bouffioulx enkel nog industrieel steengoed geproduceerd, zoals: bewaarpotten, gres-buizen, tegels enzovoort.

In 1922 werd ‘Le faïencerie de Bouffioulx’ opgericht, men vervaardigde er: kunstschouwen, fonteinen, tegelkachels. faîence- en grestegels voor de bekleding van gevels ,frigo- en oveninstallaties en nog veel meer.
De motieven op deze voorwerpen werden aangebracht met airbrush of lithochromie (kleursteen-plaatdruk). Vele gebouwen in België zijn ingericht met aardewerk afkomstig uit deze fabriek. Daarnaast werd er ook wat interieurdecoratie ontworpen: vazen, kruiken, sierobjecten, onderzetters voor hete fornuispotten enz. Het merkteken onderaan was FB met daarboven een kroontje.

Helaas ook deze faïencerie moest in 1960 haar deuren sluiten, onder druk van de omliggende en buitenlandse concurrentie en de opkomst van goedkopere kunststoffen.

Maar er was ook plaats voor verrijking van de geest.
Meester-pottebakkers zoals daar zijn: Eugène Paulus, Polydore Delsaux, Edgard Aubry en Roger Guérin werkten in de belle époque en art-decoperiode samen met gekende kunstenaars als Marcel Wolfers, Cris Agterberg, Chris Lebeau, die naar deze regio’s afzakten omwille van het kwalitatief aardewerk en het grote vakmanschap van de 'potiers'.

De dag van vandaag zijn er nog drie pottenbakkerijen in deze regio aanwezig: poterie Biron, poterie Dubois en poterie Lardinois.

Groeten,
Meindert
Aubry


Guérin 


 
              vitrine atelier Guérin



zaterdag 20 juni 2015

Faïencerie Hubert #Bequet.

Deze was gevestigd te #Quaregnon, een gemeente gelegen in de Belgische provincie #Henegouwen, die deel uitmaakte van de #Borinage, een oude industrieregio ten zuidwesten van #Bergen.

In 1926 begon de jonge Hubert Bequet als plateelschilder bij de faïencerie van #Wasmuël, later is hij nog een poosje aan de slag geweest bij deze van #Thulin.

Acht jaar na het opdoen van heel wat ervaring in deze bedrijven richtte hij zijn eigen faïencefabriek op te Quaregnon.

Dit bedrijf kende een snelle groei en stelde in 1963 op het toppunt van zijn bloei 150 mensen te werk.
Men vervaardigde : vazen, schalen, dierenfiguren, fantasieobjecten, schouwgarnituren met horloge enz.
Ze droegen allen kleurrijke decors afgeboord met bladgoud .... heelwat handwerk dus.
De productie ervan kende  een grote afname in ons land en over de gehele wereld. Blijkbaar wist men de smaak van het volk goed te bespelen en kon de typische stijl en het kleurenpalet menigeen bekoren. Af en toe balanceerden de creaties volgens sommigen toch wat op de rand van 'kitsch'. Maar zoals de Fransen het zo mooi formuleren: 'Des goûts et des couleurs on ne se discute pas' !

Nadien kwamen er verschillende economische problemen (zoals bij de vele andere faîenceriên in ons land) op haar pad en werd ze in 1978 overgenomen door JEMA Maastricht.

De faîencerie sloot definitief haar deuren in 1982.

Maar Hubert bleef op kleine schaal verderwerken in zijn atelier ‘La faîencerie du Borinage’ tot 1985.

Groeten,
Meindert


 
 






 




donderdag 18 juni 2015

De keramiekproductie te #Andenne.

Een prachtige stad gelegen in de Ardennen, aan de boorden van de #Maas, die de naam ‘Ville de la Céramique’ draagt en een lange traditie heeft in de ontginning en bewerking van klei.

In 1933 werd er een keramiekmuseum ‘Musée de la Céramique d’Andenne’ opgericht dat tot op de dag van vandaag jaarlijks een groot aantal bezoekers ontvangt en de herinnering aan het industrieel en artistiek verleden van de stad op dat terrein levendig houdt.

Het museum toont de geschiedenis van de ontginning en bewerking van klei, waaronder de vermaarde 'witte klei van Derle' die ondergronds gedolven werd en zijn verwerking tot gebruiks- en siervoorwerpen. Ook ruime aandacht wordt er besteed aan de verschillende stijlen en technieken uit de keramiekproductie.

In de elfde eeuw exporteerde Andenne reeds via de Maas keramische potten en kruiken naar Engeland, Estland, Letland en Litouwen (Baltische staten).

In de dertiende eeuw vervaardigde men ondoordringbaar keramisch steengoed voorzien van zoutglazuur, bekomen door toevoeging van zout bij het bakproces, waarbij het zout verdampt en een glazen neerslag vormt op het aardewerk.

In de veertiende eeuw werden de potten van een voet voorzien om ze direct in de oven te kunnen plaatsen ... voordien hadden ze een bolle onderkant.

In 1773 richtte Joseph Wauters er een faïencefabriek op genaamd: ‘Fabrique impériale et royale.’ Begin 19e eeuw startte men er met de productie van porseleinen voorwerpen. Door toevoeging van kaolin, kregen serviezen en andere objecten uit porselein een hoogwaardige kwaliteit. Zo kon het Andens porselein beter concurreren met het vermaarde Engels porselein.

De productie ervan werd ook sterk beïnvloed door die van Boch in Septfontaines (Luxemburg). De traditionele decor-motieven werden overgenomen, toch kende Andenne ook zijn origineel aardewerk voorzien van allerlei dierenafbeeldingen waaronder: koekoek, haan, rozendecors e.a. .

Er waren ook heel wat kleinere familiebedrijven aan de slag ... de meeste onder hen hebben de industriële revolutie eind negentiende eeuw niet overleefd. In 1855 sloot de laatste aardewerk- en porseleinfabriek de deuren ... op een paar lokale pijpenfabriekjes te na.

De productie van de gewone, industriële en vuurvaste producten zoals daar zijn: recipiënten, gres-buizen, baksteen, dakpannen en smeltkroezen bleef echter voortduren tot halfweg de 20e eeuw.

Het was net in die periode dat een paar industriële ateliers zoals dat van Daenen en Losson openstonden voor de samenwerking met kunstenaars zoals: Arthur Craco, Henri Javaux, Léon Philippot, Oscar De Clerck, Angelo Hecq, Odon Lallemand, Christine Bertrand en Francesco Benedetti. Twee groten onder hen wil ik hier eventjes belichten.

*Arthur #Craco (1869-1955)
geb. #Sint-Joost-ten-Node - overl. #St.-Lambrechts-Woluwe.

Was een van de belangrijkste vernieuwers binnen de keramische kunst in België. Hij was: beeldhouwer, tekenaar, graveerder en pottenbakker.
Zijn eerste keramische creaties realiseerde hij in het atelier van Omer Coppens rond 1896 ... hierin was reeds duidelijk de invloed van de art nouveau-stroming te ontwaren, waarvan hij een fervent aanhanger was. In 1909 was hij tewerkgesteld in de fabriek van Fréderic Horta ... na een ‘grand prix’ gekregen te hebben op de internationale tentoonstelling van Milaan in 1906.

Hij realiseerde zijn eerste grote aardewerk-creaties rond 1914 in Stockheim-Fouches (Aarlen) en later in Andenne waar hij de soepele klei ontdekte waarmee hij zijn jeugdig streven naar vrijheid en gerechtigheid tot uiting kon brengen. 
Met brio wist hij zijn talenten als beeldhouwer en keramist te combineren. Zijn stijl leunde dicht aan bij die van Alfred Finch. Een deel van zijn oeuvres werden gebakken in de ‘poteries Losson & Cie  en Daenen –De Gives te Andenne’.

*Henri #Javaux (1892-1976)
geb. Sint-Joost-ten-Node - overl. Andenne 
Een industrieel die in het textielbedrijf van zijn schoonvader werkte en die in 1921 naar Andenne kwam. Hij werd voor kunst gevoelig gemaakt door zijn oom Louis Larismont, een kunstverzamelaar die ook Craco naar Andenne had gehaald. 
Bij een bezoek aan het atelier van Edouard Daenen werd hij op slag verliefd op dit ambacht. Edouard was uitstekend geplaatst als technisch raadgever en gaf hem de kans zijn talenten te ontwikkelen in zijn atelier.

Javaux ontwierp: vazen, dekselpotten, lampvoeten, boekensteunen met decoratiemotieven als: pluimen, gestileerde bloemen ... irissen, lelies, orchideeên en rozen. 
Ook tuinornamenten in vorstbestendig steengoed zoals plantenschalen en beeldhouwwerken ontsproten aan zijn fantasie. Zijn creaties waren te bewonderen op vele nationale en internationale tentoonstellingen. 
Buiten dit alles zat hij zich enorm in voor de erkenning van het ambacht en het kunstonderwijs erin.
Een bevlogen persoonlijkheid, die gepassioneerd bezig was met de studie van de evolutie van het keramisch ambacht, getuige hiervan zijn talrijke gespecialiseerde publicaties en artikelen van zijn hand.
Hij was bovendien medestichter en conservator van het hierboven vermelde keramiekmuseum.

Groeten,
Meindert




Javaux
Craco


zondag 14 juni 2015

Maison Helman - Céramiques d'Art - St. Agatha-Berchem.

Het Maison #Helman_Céramique_d’Art, ook bekend als Helman Céramique en later als ‘s.a. Helman Ceramic’ ... beschikte destijds over twee verkooppunten in #Brussel.
Aanvankelijk was het een groothandel met bijhorend depot.

Deze firma werd in 1897 opgericht door de architect-landmeter Célestin-Joseph Helman (1863-1929) uit #Verviers. Hij werkte destijds nauw samen met de nieuwe keramiekfabriek ‘Manufacture de Céramiques Décoratives de #Hasselt’ opvolger van de in 1893 ter ziele gegane ‘Porcelaines du Limbourg’. Als aandeelhouder en lid van de raad van bestuur van dit bedrijf wist hij dus hoe de klepel in de klok hing.

In 1902 startte hij met een eigen keramische productie in zijn ontwerp-atelier te #Schaarbeek waar hij allerlei import-tegels uit Duitsland en Henegouwen decoreerde.
Na succes op de wereldtentoonstelling van 1905 te Luik verhuisde hij in 1906 naar #St._ Agatha_Berchem (Brussel).
Waar hij over voldoende infrastructuur en capaciteit beschikte om volledig zijn eigen weg te gaan.

Men vervaardigde er decoratieve tegelpanelen voor diverse doeleinden: private binnen- en buitenhuis inrichting, reclameborden voor winkelpanden, religieuze taferelen voor kerken enzovoort, uitgevoerd in grès of faïence. zelf ontworpen en met de hand beschilderd.
Het was echt vak- en maatwerk eerste klas ... au tête du cliënt.

Allerhande voorstellingen In typische art nouveau stijl waren erop terug te vinden: natuur, landschappen, religieuze taferelen, pauwen, bloemen, bevallige dames enz.

Beperkt produceerde men er ook siervoorwerpen als vazen en beeldjes.

In de periode tussen de twee wereldoorlogen raakte de toepassing van tegelpanelen als decoratiemateriaal stilaan uit de mode. In 1929 overlijdt Célestin en wordt het bedrijf succesvol voortgezet door zijn twee zoons en zijn weduwe, helemaal in de ondernemende stijl en geest van hun vader.
In 1955 werd deze firma overgenomen door de Duitse AGROB-groep uit München.

Dit alles kon een definitieve sluiting in 1958 niet verhinderen. 
In 1968 werd dit bedrijf ontmanteld en gesloopt.

Groeten,
Meindert









zaterdag 13 juni 2015

#Faïencerie de #Jemappes

Het verhaal van deze faïencefabriek begint reeds In 1837, toen werd er langs de oevers van
de rivier ‘la Trouille’ een plateelfabriek opgericht door de vennoten: Fauwel, Eugène Willems en Auguste Picard. 

Een decennium later, in 1847, fuseerde dit bedrijf met de nieuw opgerichte vennootschap Cappellemans, Smith, Willems & Cie.

Eugène Willems bracht de terreinen in, Jean-Baptiste Cappelemans (oudste zoon van een Brusselse industrieel) zijn know how (eigenaar van porseleinfabrieken in #Elsene en #Halle) en William Smith, een Engelse aardewerkfabrikant uit Stockton-on-Tees zijn contacten en een aantal producten uit zijn bedrijven Smith & Cie en #Wedgwood.

Men zou er fijn aardewerk vervaardigen dat soms ook wel eens ‘opaak of ondoorzichtig porselein’ werd genoemd, naar het voorbeeld van het Engels aardewerk dat toen der tijd erg in trek was.

Het bedrijf maakte gebruik van de vormen van Smith en nam ook grotendeels de decors over die door transferprints op de objecten werden aangebracht. De decoraties in hoogvuurblauw (flowin blue) met goudrand waren bijzonder geliefd.

Men produceerde er tafel- en koffieserviezen (ook in miniatuurvorm ... als kinderspeelgoed), lavabogarnituren in wit fijn aardewerk, vazen, fantasieobjecten enz.

Het bedrijf bleef een kwart eeuw actief maar kende ook zijn interne problemen, in 1860 nam Jean-Baptiste de leiding van het bedrijf alleen over tot het in 1870 failliet ging door een slecht management en de bikkelharde binnenlandse (Boch-La Louvière) en buitenlandse concurrentie.

Nadien werd het overgenomen door de Brusselse bankier en ondernemer Jacques Cassel die in 1872 een nieuw vennootschap oprichtte, dat tot 1894 actief bleef. Het kreeg de naam ‘Société Anonyme Belge de Céramique’ mee en telde ongeveer 170 werknemers, jaarlijks produceerde dit bedrijf 1000 ton faïenceproducten.

De grote stock aan goederen die overbleef na de definitieve sluiting werd overgenomen door mevrouw Navez die hem op enkele jaren tijd in de regio zou uitverkopen.



Een andere kleinere faïencerie in #Jemappes was de '#Faïencerie_Terra’.
Ze was reeds vanaf 1880 actief in de rue de Jéricho n°4.
In 1915 werd ze opgekocht door Oscar Dufrasne van beroep brouwer.
In 1936 veranderde zij van naam en werd ‘La faïencerie de Jemappes” geleid door mevrouw Penieau-Dufrasne et Culot.
Zij sloot haar deuren definitief in 1955.
Deze faïencerie heeft nooit grote voorspoed gekend, haar afzetgebied was zeer plaatselijk en landelijk. Ze stelde zo’n veertigtal mensen te werk. Men maakte er bijna uitsluitend decoratieartikelen zoals: vazen, beeldjes en allerhande garnituren.


Groeten,
Meindert