Archeologische opgravingen in de regio eind twintigste eeuw hebben hiervan het bewijs geleverd.
In dertiende eeuw gaf de toenmalige heer van Châtelet,
Pont-de-Loup en Bouffioulx aan een aantal regionale pottenbakkers het recht bijzonder geschikte kleilagen te ontginnen uit de bossen van zijn heerlijkheid, in ruil voor een
jaarlijkse accijnsheffing.
Er mocht ook zeezout ingevoerd worden, nodig bij het
bakproces.
Dit zout werd tijdens het bakken in de oven gestrooid en verdampte
er bij temperaturen tussen de 1100 °C en 1400°C, waarna het ontbond in zoutzuurgas en natriumoxide, deze laatste ging een verbinding aan met het in de klei aanwezige silicium, hieruit ontstond dan een perfecte waterdichte glazuurlaag
op de aardewerken gebruiksvoorwerpen.
Aan brandstof voor de ovens geen nood, de bossen van
hun heer leverden een ruime voorraad op. In de achttiende eeuw werd deze echter vervangen door steenkool met een grotere hittecapaciteit en in ruime mate aanwezig in de Waalse ondergrond.
Deze pottenbakkers verenigden zich in gilden.
Het bestuur werd jaarlijks op 26 december, de dag van
hun patroonheilige Saint-Etienne herkozen. Begin zeventiende eeuw begon hun
macht en hun alleenrecht stilaan af te nemen.
Met de komst van het faïence-serviesgoed en de eerste
grote manufacturen in de achttiende eeuw, raakte de productie van het gewone huishoudelijke steengoed in de verdringing.
Begin negentiende eeuw en opkomst van de
industrialisatie, werd er in Châtelet en Bouffioulx enkel nog industrieel
steengoed geproduceerd, zoals: bewaarpotten, gres-buizen, tegels enzovoort.
In 1922 werd ‘Le faïencerie de Bouffioulx’ opgericht,
men vervaardigde er: kunstschouwen, fonteinen, tegelkachels. faîence- en
grestegels voor de bekleding van gevels ,frigo- en oveninstallaties en nog veel meer.
De motieven op deze voorwerpen werden aangebracht met airbrush of
lithochromie (kleursteen-plaatdruk). Vele gebouwen in België zijn ingericht met aardewerk
afkomstig uit deze fabriek. Daarnaast werd er ook wat interieurdecoratie
ontworpen: vazen, kruiken, sierobjecten, onderzetters voor hete fornuispotten
enz. Het merkteken onderaan was FB met daarboven een kroontje.
Helaas ook deze faïencerie moest in 1960 haar deuren
sluiten, onder druk van de omliggende en buitenlandse concurrentie en de opkomst
van goedkopere kunststoffen.
Maar er was ook plaats voor verrijking van de geest.
Meester-pottebakkers zoals daar zijn: Eugène Paulus,
Polydore Delsaux, Edgard Aubry en Roger Guérin werkten in de belle époque en
art-decoperiode samen met gekende kunstenaars als Marcel Wolfers, Cris
Agterberg, Chris Lebeau, die naar deze regio’s afzakten omwille van het kwalitatief
aardewerk en het grote vakmanschap van de 'potiers'.
De dag van vandaag zijn er nog drie pottenbakkerijen
in deze regio aanwezig: poterie Biron, poterie Dubois en poterie Lardinois.