In 1933 werd er een keramiekmuseum ‘Musée de la
Céramique d’Andenne’ opgericht dat tot op de dag van vandaag jaarlijks een
groot aantal bezoekers ontvangt en de herinnering aan het industrieel en
artistiek verleden van de stad op dat terrein levendig houdt.
Het museum toont de geschiedenis van de ontginning en
bewerking van klei, waaronder de vermaarde 'witte klei van Derle' die ondergronds
gedolven werd en zijn verwerking tot gebruiks- en siervoorwerpen. Ook ruime aandacht wordt er besteed aan de verschillende
stijlen en technieken uit de keramiekproductie.
In de elfde eeuw exporteerde Andenne reeds via de Maas
keramische potten en kruiken naar Engeland, Estland, Letland en Litouwen
(Baltische staten).
In de dertiende eeuw vervaardigde men ondoordringbaar
keramisch steengoed voorzien van zoutglazuur, bekomen door toevoeging
van zout bij het bakproces, waarbij het zout verdampt en een glazen neerslag
vormt op het aardewerk.
In de veertiende eeuw werden de potten van een voet
voorzien om ze direct in de oven te kunnen plaatsen ... voordien hadden ze een
bolle onderkant.
In 1773 richtte Joseph Wauters er een faïencefabriek
op genaamd: ‘Fabrique impériale et royale.’ Begin 19e eeuw startte men er met de
productie van porseleinen voorwerpen. Door toevoeging van kaolin, kregen
serviezen en andere objecten uit porselein een hoogwaardige kwaliteit. Zo kon
het Andens porselein beter concurreren met het vermaarde Engels porselein.
De productie ervan werd ook sterk beïnvloed door die
van Boch in Septfontaines (Luxemburg). De traditionele decor-motieven werden
overgenomen, toch kende Andenne ook zijn origineel aardewerk voorzien van
allerlei dierenafbeeldingen waaronder: koekoek, haan, rozendecors e.a. .
Er waren ook heel wat kleinere familiebedrijven aan de
slag ... de meeste onder hen hebben de industriële revolutie eind negentiende
eeuw niet overleefd. In 1855 sloot de laatste aardewerk- en porseleinfabriek de
deuren ... op een paar lokale pijpenfabriekjes te na.
De productie van de gewone, industriële en vuurvaste
producten zoals daar zijn: recipiënten, gres-buizen, baksteen, dakpannen en
smeltkroezen bleef echter voortduren tot halfweg de 20e eeuw.
Het was net in die periode dat een paar industriële
ateliers zoals dat van Daenen en Losson openstonden voor de samenwerking met
kunstenaars zoals: Arthur Craco, Henri Javaux, Léon Philippot, Oscar De Clerck,
Angelo Hecq, Odon Lallemand, Christine Bertrand en Francesco Benedetti. Twee groten onder hen wil ik hier eventjes belichten.
*Arthur #Craco (1869-1955)
geb. #Sint-Joost-ten-Node - overl. #St.-Lambrechts-Woluwe.
Was een van de belangrijkste vernieuwers binnen de
keramische kunst in België. Hij was: beeldhouwer, tekenaar, graveerder en
pottenbakker.
Zijn eerste keramische creaties realiseerde hij in het
atelier van Omer Coppens rond 1896 ... hierin was reeds duidelijk de invloed
van de art nouveau-stroming te ontwaren, waarvan hij een fervent aanhanger was. In 1909 was hij tewerkgesteld in de fabriek van Fréderic Horta
... na een ‘grand prix’ gekregen te hebben op de internationale tentoonstelling
van Milaan in 1906.
Hij realiseerde zijn eerste grote aardewerk-creaties
rond 1914 in Stockheim-Fouches (Aarlen) en later in Andenne waar hij de soepele klei ontdekte waarmee hij
zijn jeugdig streven naar vrijheid en gerechtigheid tot uiting kon brengen.
Met brio
wist hij zijn talenten als beeldhouwer en keramist te combineren. Zijn stijl
leunde dicht aan bij die van Alfred Finch. Een deel van zijn oeuvres werden gebakken in de
‘poteries Losson & Cie en
Daenen –De Gives te Andenne’.
*Henri #Javaux (1892-1976)
geb. Sint-Joost-ten-Node - overl. Andenne
Een industrieel die in het textielbedrijf van zijn
schoonvader werkte en die in 1921 naar Andenne kwam. Hij werd voor kunst
gevoelig gemaakt door zijn oom Louis Larismont, een kunstverzamelaar die ook
Craco naar Andenne had gehaald.
Bij een bezoek aan het atelier van Edouard
Daenen werd hij op slag verliefd op dit ambacht. Edouard was uitstekend
geplaatst als technisch raadgever en gaf hem de kans zijn talenten te
ontwikkelen in zijn atelier.
Javaux ontwierp: vazen, dekselpotten, lampvoeten,
boekensteunen met decoratiemotieven als: pluimen, gestileerde bloemen ...
irissen, lelies, orchideeên en rozen.
Ook tuinornamenten in vorstbestendig
steengoed zoals plantenschalen en beeldhouwwerken ontsproten aan zijn fantasie.
Zijn creaties waren te bewonderen op vele nationale en internationale
tentoonstellingen.
Buiten dit alles zat hij zich enorm in voor de erkenning van
het ambacht en het kunstonderwijs erin.
Een bevlogen persoonlijkheid, die gepassioneerd bezig
was met de studie van de evolutie van het keramisch ambacht, getuige hiervan
zijn talrijke gespecialiseerde publicaties en artikelen van zijn hand.
Hij was bovendien medestichter en conservator van het
hierboven vermelde keramiekmuseum.
Groeten,
Geen opmerkingen:
Een reactie posten